Zoeken in deze blog

maandag 19 december 2011

Mr. Foster

Gisterenavond, 18 december 2011, zond Canvas een documentaire uit: "How much does your building weigh, Mr. Foster?" Het was een documentaire van Norberto López Amado en Carlos Carcas over de Britse architect Norman Foster (°1935). Men blikte terug op de carrière van Foster die een van de meest vooraanstaande en invloedrijke hedendaagse architecten is. Er was te zien hoe de architect zijn visionaire ideeën vindt in zijn streven om de kwaliteit van het leven van de mens te verbeteren. Hij ontwierp vooruitstrevende projecten, zoals het viaduct van Millau in Frankrijk, de koepel van de Reichstag in Berlijn, de Hearst Building in New York en de luchthaven van Beijing. Norman Foster probeert tevens oplossingen te vinden voor de toenemende verstedelijking overal ter wereld. Zo is er nu een project gaande waarbij een volledig nieuwe, groene stad wordt opgebouwd in de woestijn. 

Enkele opvallende herkenningspunten in verband met het Genk-ontwerp:

  • steeds een open, alerte en wakkere geest behouden
  • samenwerking bij uitwerking van een idee, project
  • lijfelijke aanwezigheid: eigen menselijke zintuigen gebruiken, er zelf zijn, om inspiratie voor het ontwerp op te doen
  • ideeën staan niet vast, ze groeien mee met de wil van de klant, hoe meer er wordt besproken, hoe meer er kan uitgewerkt worden in het ontwerp
  • relatie hobby's - werk: Foster zegt duidelijk hoe hij via zijn hobby's (skimarathon, fietsen,...) op zo een manier tot rust komt, dat hij op nieuwe ideeën komt en oplossingen kan bedenken voor problemen die hem bezighouden. Bovendien vergen sommige hobby's een groot doorzettingsvermogen van hem, wat hem sterkt in zijn projecten.
  • relatie gemeenschap - project: steeds nadenken over de invloed van de architectuur op het leven van de mens en de mens in groep
  • relatie kunst - project: sommige ontwerpen nemen zodanige proporties aan, belichamen zulke visionaire ideeën en fungeren vaak als symbool, dat het als kunst aandoet. Er is nagedacht over elk detail, niets is zomaar gemaakt. De ontwerpen "spreken".


zondag 11 december 2011

Cosmopolitan Chicken Project

Dit weekend was ik te gast op een kasteeltje in Piringen, voor de voorstelling van het nieuw vormgegeven muziekfestival "Basilica Festival van Vlaanderen", thans "BClassic". Hoewel het concert bijzonder mooi was en de boodschap erachter ook, namelijk zoveel mogelijk mensen proberen te bereiken en bijeen te brengen met en door klassieke muziek, was het vooral de peter van dit nieuwe festival die mij met zijn project de oren deed spitsen. Ik heb het over Koen Vanmechelen die als geronommeerd kunstenaar een bijzondere boodschap bracht door middel van een presentatie en een aantal kunstwerken in het kasteel.
Met zijn Cosmopolitan Chicken Project zet hij thema's als bioculturele diversiteit en identiteit voorop en wil hij door het kruisen van kippen een echte kosmopolitische kip bekomen, als symbool voor globale diversiteit. 



Tijdens zijn presentatie, waarin hij de werking van zijn volledig project uitlegde, kwamen er enkele zaken aan bod, die enorm verband houden met Genk.

Zo is het kruisen van de kippenrassen het uitgangspunt: hij wil net niet bij het eigene van een bepaalde soort blijven. Hij zei ook verscheidene keren dat het het kruisen is dat net verrassende resultaten oplevert!
In Genk wil ik komen tot het kruisen van mensen met verschillende culturele en etnische achtergronden. (het grensoverstijgend buitenkomen)

Met zijn project positioneert hij kunst in het midden van de samenleving, tussen de mensen (zelfs over de hele wereld, zijn project breidt zich steeds verder uit) en altijd verbonden. Dit laatste benadrukte hij verscheidene malen: plaatsen in de wereld verbinden, wetenschap en 'gewoon' leven verbinden, verleden - heden - toekomst verbinden, mensen verbinden.
Het is precies dit, maar dan op een andere manier (niet via kippen), dat ik ook wil teweegbrengen in Genk. Een ontwerp dat als het ware temidden de Genkenaars kan fungeren als een creatief, pedagogisch verbindingsmiddel.

Vanmechelen gebruikt verschillende soorten media om zijn kernidee te vertalen naar zoveel mogelijk mensen. Hij maakt schilderijen, tekeningen, foto's, video's, beeldhouwwerken en verzorgt op zeer diverse plaatsen tentoonstellingen. Er is een magazine "The Accident" en een website, kortom er wordt werk gemaakt van het verspreiden van de boodschap.
Dit onderdeel is een tak van mijn ontwerp dat ik zelf nog veel meer moet onderzoeken. Het wordt een belangrijk deel omdat het handelt over hoe Genkenaars te bereiken, maar het is nu nog vaag net omdat het ontwerp zelf nog niet concreet genoeg is. Het is wel zo dat ik ervan overtuigd ben dat kunstmedia een universele kracht bezitten om tot mensen te spreken en mensen zelf aan te zetten om 'buiten' te komen op verschillende manieren (op ideeën komen, aanzetten tot zelf handelen, horizon verruimen,...). Deze kracht wil ik verwerken in mijn ontwerp.
Het vertalen van mijn verbindingsidee naar mijn ontwerp en het concrete van Genk is op dit moment datgene waar ik het meest mee bezig ben. Het zal ook een belangrijke stempel drukken in het bereiken van de mensen van Genk. 

Tot slot is het voor mij het verrassend aspect in dit Cosmopolitan Chicken Project (de soms bizarre foto's, de kunstwerken die vragen oproepen,...) dat me aanzet om te blijven luisteren naar wat Vanmechelen te vertellen heeft. Ik vind dit een belangrijk gegeven. Het is de bedoeling om in Genk mensen te blijven verbinden. Ik wil niet dat mijn ontwerp slechts een eenmalig buitenkomend effect zou hebben.

dinsdag 6 december 2011

Reflectie over mijn verbinding - idee.

Verbinden. Dat is mijn vertrekpunt. 
Beginnen met verbinden van punten op de kaart van Genk om deze verbinding dan uitvoerig te beschrijven. Waarom en hoe zijn deze punten verbonden zoals ze zijn verbonden? Neem nu onze kaart met de bushokken van Genk. Is er een bepaalde volgorde of ordening als je van het ene bushok naar het andere gaat? En welke is die volgorde dan? Waaraan doet deze verbinding denken?

Daarna de verkregen figuur, die vertrokken is vanuit pure feitelijke Genkgegevens, "vertalen" naar een andere figuur: ik wil een bepaalde verbinding teweegbrengen. Welke verbinding wil ik zien, zichtbaar maken? Wat is de verhouding van de feitelijke verbinding met de gewilde verbinding? Waarom deze vertaling en niet een andere? Welke meerwaarde zit er dan in? Hoe verhouden de Genkenaars zich tot de nieuwe verbinding? Welke rol hebben zij hierin te spelen? En wat met mijn rol als pedagoog binnen dit verbinden? Wat wil ik verbonden krijgen?


dinsdag 22 november 2011

Losse krabbelideeën...

1. Film Melancholia, wat als Melancholia op Genk afstevent? Geen enkele Genkenaar of bezoeker van Genk kan nog weg. Waar wil je dan zijn? Met wie? Wat doe je dan zeker wel/niet? Zwijgen/praten? Er zijn? Voor elkaar, met elkaar, tegen elkaar? Op de plaatsen van de bordelen, de openbare gebouwen, de bushokken? Samen zijn? Boodschap Melancholia in de bushokken plaatsen, wat doet dat met de wachter? Begint hij te denken, af te wachten, te panikeren? Blijft hij zitten of niet? Confrontatie met zichzelf!
2. Als 'Piccasso' de stadskaart van Genk bewerken, in de ruimte plaatsen. Wat zeggen deze ingetekende, gekleurde, geschilderde wandplaten de bezoeker? Doet het een bel rinkelen, neen/ja? Herkennen ze Genk? Waarom wel/niet? Wat willen ze bijschilderen, tekenen? Waarom? Hoe zouden ze Genk willen tekenen?
3. Nieuwe stadskaarten van Genk laten ontwerpen door bezoeker. Welke sponsors, afbeeldingen, belangrijkheden komen erop? Misschien wel huizen van je buren, vrienden, de school van je kind, de plaats waar je net niet moet zijn,...
4. Genkkaart wordt levend: in de kaart iets zien, een gezicht, een tekening, de buurt waar je dan woont, het zorgcentrum dat bijvoorbeeld in de mond van de tekening ligt, daar wordt gewerkt rond praten, alles dat te maken kan hebben met mond; de buurt waar je woont in het hoofd van de tekening, daar wordt gewerkt rond denken,... alles wat te maken heeft met hoofd. Als het een tekening is van een landschap, kan hetzelfde worden uitgewerkt in functie van de delen van dat landschap. Positief: de kaart kan door verschillende mensen compleet verschillend worden bekeken, ingekleurd, de invulling van werking kan dan ook altijd verschillend worden aangepakt.
5. Het beest van Genk: punten van bushokken, zorgcentra,... verbinden: er verschijnen figuren, figuren inkleuren, wat gebeurt er? Wat gebeurt er met de figuur als verschillende punten weggelaten worden (bijvoorbeeld bushokken in het centrum)? Verandert het beest van vorm? Waarin? Hoe beweegt het? Kan het nog bewegen, leeft het nog? Is het een 'iets', een ding, een verhaal geworden? Beter misschien: figuren van verschillende kaarten opmaken, in 3D op elkaar leggen en dan na elkaar laten afspelen, het 'beest' beweegt! Het leeft, het verhaal leeft... De verschillende bushokken (bij figuur bushokken) krijgen in realiteit een deel van het beest opgeplakt, als boodschap op het bushok,... Wat gebeurt daar dan? Wat denken de mensen die er zitten?... In de zorgcentra, scholen of buurthuizen kan gewerkt worden vanuit dat deel van het beest waartoe het behoort (samen werken aan het levende Genkse beest).

zondag 13 november 2011

Musea Londen gratis?!

Het klopt grotendeels wat iemand me onlangs vertelde: vele van de Londense tentoonstellingen zijn gratis te bezoeken. 
Fantastisch! Zeker een idee dat ik misschien in overweging moet nemen voor mijn ontwerp. Dit feit maakt althans toegankelijker wat daarbinnen te bekijken is.

Uit de tent gelokt: plan of creativiteit?

Ooit leerde ik tijdens een stage in het buitengewoon onderwijs dat wanneer kinderen kunnen werken vanuit hun eigen kracht, het werk veel dichter staat bij wie ze zijn en wat ze ervoor over hebben. Ik ben deze les nooit vergeten en probeer ze in de mate van het mogelijke in mijn eigen klas toe te passen. Daar waar het reguliere basisonderwijs nog steeds veel werkt vanuit een 'teaching' - leerkracht die leerling iets leert - is er af en toe wel plaats voor activiteiten die meer werken vanuit het kind zelf. Mijn ervaring is dat kinderen het niet altijd even makkelijk hebben om te werken vanuit hun eigen creativiteit (misschien zelfs omdat ze gewoon zijn uit te voeren wat hen 'opgelegd' wordt, taken maken, lessen leren,...). Toch denk ik dat dit gegeven erg waardevol is, hen op een of andere manier te laten inzien dat ze zelf kracht bezitten en dit proberen naar buiten te laten komen. (Rancière en gelijkheid van intelligenties...)
In dat opzicht is het maken van een knutselwerk vanuit een plan of vanuit eigen creativiteit een passend voorbeeld. Het is makkelijker een plan te volgen, het resultaat kan voor ogen gehouden worden. (Dit is trouwens hoe het aan mij geleerd is toen ik de lerarenopleiding volgde: werken vanuit een opgelegd plan.) Kinderen geven vaak ook zelf aan leuk te vinden dat ze 'weten wat het zal worden'. De opdracht iets te maken, waarrond wel eerst een brainstorming gebeurd is om op gedachten en ideeën te komen, is voor velen vaak moeilijker. Een enkeling gaat graag de uitdaging aan. Wat ik wel opmerk is dat wanneer creativiteit aangesproken wordt in groepsverband er meer trigger is om verder te werken en te durven, ook al  valt het eindresultaat wat tegen. Kinderen zetten elkaar aan om verder te werken op een opgekomen idee. In het begin blijkt dit vaak een wat moeizaam proces, maar hoe meer ideeën bovenkomen, hoe makkelijker het is om door te doen. Begeleiding in heel dit gebeuren is nog vaak nodig. Bij het presenteren van de resultaten zijn kinderen die een wat moeilijker creatieproces hebben doorgemaakt, vaak erg fier op wat ze gekund hebben. En terecht! (Wat niet weerhoudt dat kinderen die volgens plan iets in elkaar geknutseld hebben, ook fier kunnen zijn natuurlijk.)
De vraag is nu wat de kinderen ertoe in staat stelt het meeste uit zichzelf naar boven te halen, buiten te laten komen? Het makkelijkere uitvoeren volgens plan of de creativiteit aanspreken, wat moeilijker blijkt? Naar mijn mening is het toch wel het laatste. Misschien is het ook net omdat het wat moeilijker gaat, dat de kans bestaat dan er een grens overgestoken wordt. Of van 'Ik kan dat niet' naar 'Kijk wat ik heb gemaakt!'

De gemeenschap in 'Religie voor atheïsten'

In zijn boek 'Religie voor atheïsten' doet Alain de Botton een betoog over hoe de seculiere samenleving kan leren uit religies. Hij raakt daarbij onderwerpen aan als ethiek, onderwijs, zorgzaamheid, kunst, instituten, architectuur, gemeenschapzin,... Vooral hoofdstuk II hield mijn aandacht scherp omdat hij het daar specifiek over gemeenschap heeft. Enkele punten haalde ik eruit.

Volgens de Botton is gemeenschapszin een gemis dat door de moderne samenleving sterk wordt gevoeld. Hij haalt uit religie vervolgens enkele ideeën om hiermee om te gaan. Zo zegt hij dat het creëren van een specifieke ontmoetingsplaats enthousiasme kan opwekken voor een groepsconcept (p.37). Om gemeenschapsgevoel te bewerkstelligen, schept religie een kader. Er wordt een letterlijke plaats in de ruimte afgebakend (p.30). Voorts wijst hij op het belang van regels om mensen te leiden in hun specifieke interactie met elkaar (p.37). Hij heeft het over het missaal in de kerkelijke liturgie, alsook over het Boek van Agape, een soort handleiding bij zijn eigen voorstel om mensen  dichter bijeen te brengen via een speciaal georganiseerde maaltijd-bijeenkomst. (Ik kom hier verder nog even op terug.) Ik wil dit eigenlijk wel eens onder de loep nemen: welk belang is dat dan dat regels hebben inzake interactie? Daarna heeft hij het nog over de maaltijd (pp.37-41). De Botton wijst erop dat het hedendaags gebrek aan gemeenschapszin tot uitdrukking komt in de manier waarop we eten (p.39). Er zijn tal van plaatsen om te gaan eten, maar zo bedreven restaurateurs erin zijn mensen bijeen te brengen, zo niet bedreven zijn ze erin deze bijeengebrachte mensen in contact te laten komen (p.41). Mensen blijven in hun eigen cocon zitten, ook als ze (letterlijk) buiten komen.
Ik vind dit een bijzonder belangrijke opmerking die rechtstreeks verband houdt met Genk. Er worden initiatieven genomen om mensen bijeen te brengen, maar dit gaat aan zijn doel voorbij, want vele van die initiatieven overleven niet: er is geen diep contact tussen de mensen. Het relateert ook aan het bericht 'buiten' komen: mensen uit hun tent lokken, iets tot hen te laten spreken waardoor er een echte blootstelling kan zijn. Ook het bericht over 'e-ducating the gaze' is hieraan verbonden. Mensen zijn nog teveel verbonden aan hun eigen visie en eigen standpunt. De blootstelling van jezelf aan de ander kan pas echt komen als de eigen blik weggeleid wordt van het zelf.

De Botton stelt zelf een manier voor om mensen dan wel in contact te laten komen tijdens een maaltijd (pp.41-45). Hij wil een plaats maken waarbij groepen en rassen doorheen gehaald worden en vreemden de voorkeur krijgen boven familie. Het is de tafelschikking die hen ertoe verplicht om anders te zitten dan ze geneigd zijn. Het feit dat de maaltijd de mensen ertoe dwingt in elkaars nabijheid te verkeren, geeft hen niet meer de macht om vooroordelen over elkaar hoog te houden. Stengers' idee over de kunst van het afwezige aanwezig te maken... Nabijheid dwingt tot realiteit? Belangrijk voor mijn ontwerp! Verder licht hij het Boek van Agape toe dat de tafelgasten aanwijzingen geeft om voor bepaalde duur met elkaar over vooraf omschreven onderwerpen te spreken.

In het stuk met als titel 'Verontschuldigingen' heeft hij het over de kracht van Grote Verzoeningsdag, Jom Kipoer in de joodse traditie. Een dag waarmee hij gemeenschapszin verbindt, omdat het ritueel op die dag ingaat op de fout gelopen dingen binnen groepen en hoe daarmee om te gaan.
Dit kan aanzien worden als een concreet voorbeeld van de oproep van Stengers om het denken te vertragen, stil te staan bij datgene dat makkelijk over het hoofd gezien wordt (en werd) en dit opnieuw aanwezig te stellen.
De Botton wijst op de functie die rituelen kunnen hebben in verband met het bemiddelen tussen de behoefte van het individu en die van de groep. Hij zegt dat het ritueel er is om het zelf en de anderen in overeenstemming te brengen (pp. 56-57). Rituelen hebben de mogelijkheid een ruimte af te bakenen en bieden de gelegenheid lastige gevoelens te verwerken. Een ritueel is voor de Botton een vorm van compensatie, een moment van transformatie waarop verlies (en volgens mij ook andere zaken) kan worden verwerkt en verzacht (p.59). Hij zegt dat de les die we moeten leren, om goed functionerende gemeenschappen te verkrijgen, inhoudt dat we niet naïef mogen zijn over onze aard. We moeten aanvaarden dat er destructieve en antisociale neigingen diep in ons geworteld zijn. Hij verdedigt in die zin dat chaos een plek moet krijgen op een bepaald moment in de tijd (p63).

De verbanden die de Botton legt zijn boeiend, omdat ze tevens gedachten op gang brengen voor mijn ontwerp. Als ik iets wil doen om het denken van mensen te vertragen, een blootstelling van de een naar de ander wil teweegbrengen in een werkelijke ontmoeting, dan moet ook de ruimtelijke plaats zich daartoe lenen. De ruimte die kan worden gegeven aan een moment van transformatie, zoals een ritueel, is een belangrijk element in dit proces.

zaterdag 12 november 2011

Niet de afstand, maar de voortdurende afstand!

Enkele dagen geleden volgde ik een les over een tekst van Rancière 'On the shores of politics'. In deze tekst heeft hij het uitgebreid over 'gemeenschap' en welbepaald over groepen van mensen die in het verleden geprobeerd hebben 'een gemeenschap der gelijken' op te starten. Telkens opnieuw lijkt het te starten met nobele ideeën, maar Rancière toont aan dat, steeds opnieuw, visies van ongelijkheid in deze 'gemeenschappen der gelijken' verweven zitten, zodat de beoogde gelijkheid in realiteit toch niet bestaat.
Ik bleef nadien zitten denken over het stuk waar Rancière het over Plato's (ideale) Staat heeft, waarbinnen 'de bewakers' de verpersoonlijking zijn van de ongelijkheid in deze gemeenschap. De bewakers van de staat zijn namelijk een vreemde groep. Net om hun functie (het bewaken) goed te kunnen vervullen, mogen ze niets bezitten en geen connectie hebben met de stadssamenleving. Ze zijn dus als het ware afgesloten van de levende gemeenschap. Ze moeten volledig onafhankelijk zijn van de anderen. In feite maakt dat van hen een beetje 'meesters', ze moeten de situatie te allen tijde meester kunnen blijven. Ze staan alleen ten opzichte van de anderen in de gemeenschap. Ze staan op een afstand van de anderen.

Hier bleven mijn gedachten op hangen. Is het de afstand die maakt dat er een ongelijkheid bestaat of groeit? Volgens mij moet dit beeld genuanceerd worden. Volgens mij is het niet de afstand op zich, maar wel de voortdurende afstand die maakt dat je je distantieert van de anderen en die aldus ongelijkheid, vervreemding kan creëren.
Als we naar Genk kijken en constateren dat de verschillende wijken zo ver uit elkaar liggen, dat er bijna geen natuurlijke brug te slaan is, is het dus het feit dat de wijken altijd zo ver van elkaar liggen de boosdoener, niet dat ze ver uit elkaar liggen. Ik denk trouwens dat een beetje afstand geen kwaad kan. Die afstand waar overbruggingen te nemen zijn (waar de grens over te steken is), maar waar dus ook de mogelijkheid bestaat om even terug te keren naar de eigen veilige plek. Beschouw het als een peuter die door de afstand van de ouder het risico neemt zijn omgeving te verkennen, maar na een poosje even wil 'rusten' bij de ouder, 'terugkomen in de veilige haven'. Dit terugkomen heeft hij nodig om opnieuw stappen te zetten en zijn grenzen over te steken. Indien de ouder weg zou blijken, zou hij in paniek geraken, teveel blootgesteld aan het nieuwe. Een ander voorbeeld is dat van een koppel waarvan de partners, door werkomstandigheden, een poos uit elkaar moeten leven. Een relatie op afstand, voor een tijdje althans. Zorgt de afstand op zich dan voor een ongelijkheid tussen de partners? Neen, het zou wel moeilijk worden als de partners voor altijd van elkaar gescheiden zouden zijn. Ze gaan dan een apart leven leiden, het contact wordt dan minder een blootstelling van de ene en de andere. Op de duur is er geen 'delen' meer, er is geen 'samen' meer.
In verband met Genk denk ik dat er een mogelijkheid geboden moet worden om een brug te slaan. Bijvoorbeeld mensen met verschillende achtergronden, culturen, ideeën, waarden tot elkaar laten komen en iets te laten delen. Hoe is mij nog niet duidelijk, ook omdat ik wil vertrekken vanuit een bepaalde leegte. (cfr. The Wire, Zinneke) Ik  hoop niet het zoveelste initiatief te creëren dat na een initiële boost stilaan uitdooft. Er zou tevens een weg moeten blijven bestaan om terug te keren, om zo opnieuw de energie te vinden om weer de grens over te steken naar de overkant. Afstand is nodig, voortdurende afstand is te mijden. Afstand tussen culturen, waarden, visies,... is niet erg, voortdurende afstand zorgt voor werkelijke distantiëring en dat moeten we aanpakken.

vrijdag 11 november 2011

Hoed u voor mensen die iets zeker weten!

Op de radio hoorde ik vanmorgen Jan Terlouw spreken over zijn nieuwste boek. Dit keer geen jeugdboek, wel een politiek boek, waarin, volgens de auteur 'de idee vast te zitten aan je eigen standpunt' sterk naar voor komt. Hij wil de lezer de boodschap geven hiervoor op te passen, omdat het 'iets zeker weten' net inhoudt dat je je eigen standpunt niet meer wil, kan loslaten. Hij vindt dat dat een soort gevaar inhoudt, vandaar het 'Hoed u voor mensen die iets zeker weten!'. Wil je er meer over lezen, klik dan hier: http://lemniscaat.nl/Volwassen/Mens%20&%20Maatschappij/titels/9789047704126/Hoed%20u%20voor%20mensen%20die%20iets%20zeker%20weten


Ik kon niet anders dan onmiddellijk te denken aan het e-ducere van de blik, de tekst van Jan Masschelein, waarin het net draait om het leren loskomen van je eigen standpunt, (zie bericht 'Walking', 'e-ducating the gaze' en Genk) alsook de 'idioot' van Isabelle Stengers die ons dwingt stil te staan bij het feit dat er misschien net iets meer is dan wat jij dacht...
Genk houdt me wel degelijk bezig.

'Walking', 'e-ducating the gaze' en Genk...

In zijn artikel 'Walking in the city' stelt de Certeau de rationeel, functionele stadsratio tegenover 'the disturbing familiarity of the city'. Een van de belangrijke elementen is dat hij stelt dat net het vertrouwelijke en verstorende de stad een echt menselijke stad maakt. Hij gebruikt ook de tegenstelling 'de stad in beweging' versus 'de geplande stad'. De stad in beweging is 'zoals een kind de ruimte verkent en exploreert tijdens het opgroeien'. Het groeien van betekenis voor het kind kan maar door beweging, door sommige onvoorziene zaken die het tegenkomt of veroorzaakt. Zo kan een echte stad ook pas een menselijke, bewoonbare stad worden als ze ruimte voor beweging toelaat, ruimte voor het onvoorziene. De zuivere ruimtes en gelijkgestemde systemen bedacht door de totaliserende stadsratio maken van de stad een onpersoonlijk en universeel object, waar geen plaats is voor 'narratives', verhalen van buurten vol symboliek, lacunes en de creatie van een memorabele spirit. Wat niet bij het systeem hoort, moet geëlimineerd worden. 
In Genk lijkt dat precies aan de hand te zijn. Er is wel letterlijk ruimte voor beweging (je vindt overal sportveldjes, speeltuintjes, netjes aangelegde fietsroutes), maar er lijkt geen figuurlijke ruimte voor 'disturbance' te zijn (vuilnis vind je amper, wat niet past - bijvoorbeeld een woonwagenpark met bijhorende rommel - bevindt zich letterlijk aan de grens van de stad of wordt zo snel mogelijk weggehaald - denk aan de grafiti). Als ik fietste in Genk had ik de indruk een wat lege ruimte te zien die niet leeft. 

De Certeau vertrekt voor het verder analyseren van de stad vanuit het uitgangspunt van de wandelaar. Die bevindt zich namelijk 'down below', in de ruimte, op straat. Voorts vergelijkt hij dat wandelen in de stad met het spreken, het ontwikkelen van een eigen taal. Verder zegt hij dat je je naar een betekenisvolle prikkel richt als je wandelt. Zo kan het zijn dat je net door het verhaal van een bepaalde plaats aangetrokken wordt, net zoals het mogelijk is dat je net niet naar een plek gaat, waarvan de naam jou obscuur overkomt. Het is dus het betekenisvolle dat je letterlijk in beweging zet. 
Dit kan mijns inziens ook figuurlijk. Ik hoop met mijn ontwerp mensen te laten wandelen, in beweging te zetten, op gedachten te brengen door iets, misschien een verhalend iets, in aanwezigheid te stellen. Als het 'het verhaal' is dat mensen beweegt, moet ik proberen het verhaal bij de mensen te brengen. Hun verhaal. Ik moet dan de tijd nemen om die verhalen te ontdekken, net zoals de wandelaar op zijn pad de stad exploreert.

De Certeau zegt in het artikel duidelijk dat de act van het wandelen zelf vaak over het hoofd wordt gezien. Mensen kijken maar al te gauw naar het traject, het spoor. De ervaring van het wandelen zelf is nochtans waardevol. Dit idee brengt me dan bij het artikel van Masschelein 'The idea of critical e-ducational research' E-ducating the gaze and inviting to go walking. In dit artikel wordt duidelijk dat door het wandelen zelf een bepaalde realiteit naar jou toe kan komen. Als wandelaar kan je 'de kracht' van de weg voelen, ervaren. (Dit kan bijvoorbeeld niet als je over het landschap zou vliegen en het alleen maar zou bekijken vanuit de hoogte.) Tijdens het wandelen heb je de kans om je bloot te stellen, aandachtig te worden, er te zijn. Het voorstel in dit artikel met betrekking tot 'critical e-ducational research' heeft te maken met het leren anders richten van je blik (tijdens het wandelen). E-ducation heeft hier te maken met het weg-leiden van je blik. Met andere woorden, we moeten leren dat ons eigen standpunt (onze blik) ons kan weghouden van 'wat is'. Dat we, als we leren ons eigen perspectief op een bepaalde afstand te houden, een bevrijdende ruimte kunnen creëren die toelaat dat 'wat is' tot ons kan komen. Door uit onze eigen positie te komen, is zelftransformatie mogelijk.
Ik denk even aan mijn reflectie rond 'buiten' komen, blootstelling en het grensoverstijgend 'samen', alsook het bericht over 'afstand'. Misschien is het zo dat wanneer mensen een bepaalde grens oversteken (een afstand afleggen, uit hun eigen positie ( of gemeenschap) komen) en 'iets' (hun verhaal?) blootstellend delen, dat dat proces transformerend kan werken. Dat het net de afstand is tot hun eigen perspectief, hun eigen blik, dat de  ruimte creëert om 'wat is' anders te zien. Op die manier kan 'wat is' een andere betekenis krijgen voor alle partijen in dit proces van 'eye-opening'.

Masschelein heeft het ook over het niet stellen van een doel, het gebrek hebben aan intentie, het kunnen wachten
Ik wil dit element ook verwerken in mijn ontwerp. De kunst van het wachten. Het doen vertragen. Ik denk dat wat Stengers met het praten over de 'idioot' in aanwezigheid van de 'idioot' bedoelt, hier ook mee te verbinden is. Datgene wat we over het hoofd kunnen zien, zoals de ervaring van het wandelen of misschien zelfs de ervaring van de blootstelling tijdens het overstijgen van een bepaalde grens, een ervaring is die op zich waardevol is en waar we niet te snel aan mogen voorbij gaan. Stilstaan bij wat het doet om uit je eigen positie te komen. Het wachten, het stilstaan hierbij is misschien de mobilizer!

Een arme pedagogie is datgene wat toelaat dat de werkelijkheid tot ons kan komen, aldus Masschelein. Niet een pedagogie die de mensen dingen oplegt, maar wel een die vanuit een bevrijde blik toelaat dat 'wat is' tot de mensen kan komen.
Mijn bericht over 'buiten' komen en de ander tot jou te laten spreken heeft hier mee te maken. De bevrijde blik is dan de openheid waarvoor je kiest om 'de ander' (dat 'wat is') tot jou te laten spreken.


donderdag 10 november 2011

De idioot is niet idioot!

Isabelle Stengers schreef het artikel 'The Cosmopolitan Proposal' als oproep om mensen meer stil te doen  staan bij de gang van zaken. In onze wereld voelen we ons steeds gemobiliseerd, we moeten dit... we gaan snel dat... Stengers doet een oproep om ons vluchtig denken te laten vertragen door de 'idioot' die ons, door zijn manier van zijn, dwingt stil te staan bij het huidige. De 'idioot' staat voor datgene rondom ons dat we geneigd zijn te vergeten, over het hoofd te zien, net omdat het zich niet of moeilijk kan uitdrukken en niet voor zichzelf kan opkomen. De 'idioot' duwt ons met de neus op het feit dat er 'misschien toch nog iets belangrijker is' dan wat wij dachten... Als dusdanig biedt dit een tussenruimte, een onderbreking om even stil te staan.

Het doet me denken aan Genk. We hebben ginds een aantal constataties gedaan (er leeft en beweegt weinig, er is veel ruimte, er wordt gedacht en gehandeld vanuit een behoefte,...), maar misschien missen we toch nog iets. Sommige zaken in Genk kunnen misschien niet voor zich spreken (het 'idiote' van Genk). Op dit moment zijn wij zelf vertraagd in ons denken over Genk, net omdat we 'iets' niet weten. Deze wat ongemakkelijke situatie onderbreekt ons in datgene wat we dachten te weten over Genk. Houd steeds in het hoofd 'dat je het mis kan hebben...'

Men zou kunnen denken dat het voorstel van Stengers handelt om het tot stand brengen van een gemeenschappelijke wereld. Neen, het gaat erom stil te kunnen staan bij de constructie van deze wereld. De 'idioot' installeert een ruimte voor aarzeling, gericht naar de antwoorden geponeerd door diegenen die het menen te weten. Stengers wil het 'and so!' in vraag stellen.

In relatie tot mijn ontwerp wil ik die ruimte voor aarzeling aanspreken en wel op een zo breed mogelijke (zoveel mogelijk mensen proberen te vertragen) manier. Dit houdt een concrete vorm in, maar ook inhoudelijk wil ik een vertraging kunnen teweegbrengen. Je zou kunnen zeggen, een proces op gang brengen dat de snelle gedachten, misschien zelfs vooroordelen, te lijf gaat.

De onderbreking zelf, de aarzeling zelf, zegt niets, zoals de 'idioot' dat ook niet kan. Maar wij kunnen wel, in aanwezigheid van de 'idioot', van datgene wat we makkelijk over het hoofd zien, de vraag stellen 'waar we mee bezig zijn'. De vraag wordt dan 'and now?' Het is in dit proces van belang om niet meer over iets te beslissen 'in de naam van de wetenschap, de religie,...', maar om zelf een beslissing te nemen en daar de verantwoordelijkheid voor te dragen, ook al weet je niet of die beslissing de juiste. Het voorstel van Stengers weigert dus het recht op een geïmmuniseerde omgeving - een omgeving 'gezuiverd' van datgene wat je misschien op andere gedachte kan brengen. Het wil dat bij een beslissing een volledige blootstelling is geweest aan de gevolgen van alle argumenten, dus ook de gevolgen voor de 'idioot'. Er moet met andere woorden gedacht worden in de aanwezigheid van de 'idioot', van datgene wat niet voor zichzelf spreken kan.

Ik moest hier denken aan de reportagereeks van Rudi Vranckx 'De vloek van Osama'. (Wil je er meer over zien, klik dan http://programmas.canvas.be/vloek-van-osama/) In het programma stelt hij verscheidene keren de vraag of de wereld anders zou zijn geweest als het begrijpelijke antwoord van president Bush ('We will hunt down and punish those responsible') op de terreuraanslagen, op een andere manier aangepakt zou zijn geweest. Door de andere landen in de wereld te doen kiezen tussen 'voor' of 'tegen' terreur (en dus 'met' of 'tegen' Amerika's handelen), is het verhaal van de miljoenen slachtoffers van deze oorlog in de kou blijven staan. Er was geen tijd, noch ruimte voor aarzeling. Er moest gehandeld worden, radicaal en snel. Misschien had 'the war on terror' zich anders ontwikkeld indien de slachtoffers van deze oorlogvoering 'aanwezig' waren geweest in het nadenken over het aanpakken van de gevolgen van elf september. Het spreekt voor zich dat dit een typische 'als'-redenering is. Heel dit oorlogsgebeuren moet benaderd worden vanuit een veelheid van complexe contextuele elementen, die hier nu niet aan de orde zijn. Het gaat me om het feit dat de zwart-wit stelling van president Bush op dat ogenblik in de besluitname van andere landen geen plaats liet voor het 'idiote'.
Zo zegt Robert D. Kaplan in zijn boek 'Moesson' De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten, dat '...sinds ex-president Bush de 'oorlog tegen het terrorisme' uitriep, gaat alle aandacht uit naar het Midden-Oosten in de brede zin van het woord. De geopolitieke wereldkaart is echter voortdurend in beweging... omdat je je nu eenmaal niet met de hele globe tegelijk kunt bezighouden, kun je maar beter de kaart voor ogen houden... alsook het hele complex van terrorisme... (p.20) Hoewel de insteek van deze auteur eerder vanuit geografisch standpunt komt, blijkt hier wel uit dat het geheel niet vergeten mag worden. Hij wijst erop dat er meer is dan datgene in het Midden-Oosten alleen. De auteur zegt dat het gehele complex voor ogen gehouden moet worden. Ik leg hier de link met het erbij halen van datgene wat je anders misschien over het hoofd gezien had: de 'idioot' van Stengers.

In The Cosmopolitan Proposal denkt Stengers verder na over hoe je de woordvoerder van de 'idioot' kan worden, hoe kan je de dingen de macht geven om ons aan het denken te zetten? Hoe kan je iets tot leven wekken? In deze vraag zit een pedagogische opdracht vervat: die van de kunst van de magie, het creëren van een habitat waarbinnen iets tot verschijning kan worden gebracht: een stukje wereld, leerstof,... Zorgen dat iets aanwezig kan worden door het op een of andere manier op te roepen.


Ik leg het verband met het werken met de kinderen in mijn klas. (Ik geef mijn elfde jaar les in de lagere school en put voor deze toelichting uit mijn ervaringen.) Als ik het onderwerp van 'het bos' wil laten spreken tot de kinderen, vertrek ik vanuit hun belevingswereld om erover te beginnen. Het is via de elfen, kabouters en andere magische wezens dat het bos tot leven komt. Ik verbind hun fantasie met de 'droge bosleerstof' via verhalen (enkele voorbeelden: kabouters gebruiken de 'parels' op de parelstuifzwam voor hun kettingen, de zwarte knoopzwam levert hen de 'knopen' voor hun vestjes, de inktzwam is handig voor 'schrijfinkt', de tekeningen van houtkevers in afgevallen boomschors zijn 'schattenkaarten' voor de elfen, perfect gevormde spinnenwebben zijn een 'poort naar de vierde wereld',... ). Het begin en het einde van de boswandeling zijn steeds verschillend. In het begin lopen de kinderen gewoon wat op een bospad. Vanaf het midden van de wandeling beginnen ze al overal paddenstoelen, eigenaardigheden,... te zien en word ik overstelpt met 'Kijk hier!' en 'Juf, wat is dat?' en 'Wow, heb je dit al gezien?' De kinderen kijken anders. Een mama vertelde me ooit dat haar kind wilde dat ze opnieuw naar het bos zouden gaan, want haar kind wilde hen van alles vertellen en laten zien. Het bos was blijkbaar 'tot leven' gekomen. Dit blijkt jaar na jaar te werken. Hoewel ik me iedere keer afstem op wat leeft bij de kinderen - de specifieke aanpak verschilt altijd wat- blijft het idee erachter werken.
Voor Genk betekent dat dan ook dat ik een manier wil bedenken om datgene wat misschien onderhuids zit en het daglicht niet ziet, een 'tong' te geven om te spreken. Hoe kan ik de mensen laten verwoorden wat niet gehoord of gezien is? Welke plaats kan ik hen geven om daar tot leven te laten komen wat voorheen niet aanwezig kon of mocht zijn? Bovendien zou ik willen dat die 'plaats' ook een manier is om een brug te slaan naar de overkant, om grenzen over te steken...

·      

woensdag 9 november 2011

De verschillende WAUW's

Over het WAOW-effect...

Toen op elf september de WTC-torens neergehaald werden door de aanslagen met passagiersvliegtuigen, bleef de hele wereld kijken naar dat beeld. Precies dat 'kijken' is een interessant gegeven. Het houdt mensen aandachtig. Hoe komt dit? Volgens velen rond mij blijf je kijken omdat het beeld in de allereerste ogenblikken dat het tot jou komt, een waw-effect teweegbrengt. Een soort ontzag. Om eerlijk te zijn, het bracht mij (en brengt nog steeds) geen waw-, maar een wow-effect teweeg. Daarmee bedoel ik dan dat de 'waw' voor mij een positieve bijklank heeft, terwijl de 'wow' eerder op een staat van onthutst-zijn doelt. 

Wat het ook moge geweest zijn bij jou die dag, feit is dat het waow-effect ervoor zorgt dat je blijft kijken, dat het op een of andere manier tot je spreekt, dat het aanzet tot een reactie. (cfr. bericht over 'buiten' komen) En dat is precies waar het me om te doen is voor mijn ontwerp. Een waow-effect teweegbrengen bij de mensen, dat op zich een ervaring is en waarop kan gereageerd worden. Een springplank voor gedachten, handelingen en misschien later visies en waarden...

maandag 7 november 2011

Wat is dat eigenlijk, 'buiten' komen?

In de vorige berichten ben ik ingegaan op het thema 'buiten' komen. Omdat mijn gedachten het onderwerp niet loslieten, ben ik de afgelopen weken nogal bezig geweest met het scherper stellen van wat buiten komen nu eigenlijk zou kunnen inhouden. Het leek me namelijk zo dat je moeilijk kan dialogeren over iets als niet voor elke gesprekspartner duidelijk is waarover je het precies hebt. Vandaar dus de volgende inhoudelijke uitdieping, die trouwens voortkomt uit mijn eigen ideeën, ervaringen, interpretaties en dergelijke. Het zou interessant zijn wanneer anderen hun standpunt hierover zouden meedelen om zo tot een nog beter begrip te kunnen komen. (Gadamer en zijn horizonverruiming flitsten snel door mijn hoofd.) Dus, een uitnodiging aan jou om je stem te laten horen!


Buiten komen in de letterlijke zin van het woord lijkt me een duidelijke betekenis te hebben: je komt buiten, uit je kamer, uit je huis. Je beweegt je in de wereld tussen de andere mensen. Over het algemeen duidelijk begrepen, want iemand kan zich uiteraard buiten, in de wereld, begeven en toch nog 'vastzitten' in zijn eigen wereld (Bijvoorbeeld niet loskomen van je eigen denken, van je eigen standpunt, hoewel je je letterlijk tussen mensen met verschillende achtergronden begeeft en met hen meepraat. Een ander voorbeeld is dat je je wel wil openstellen naar andere standpunten, maar dat het precies de eigen kring en gemeenschap - en dus de presentatie van dezelfde ideeën, visies en waarden - is die dat openstellen bijna onmogelijk maakt.). In die zin zit die persoon eigenlijk nog steeds binnen. Het figuurlijke buiten komen waar het hier verder over zal gaan, heeft voor mij te maken met de noties 'delen' van iets van jezelf, wat dan op zich een 'samen' teweegbrengt en bepaalde 'grenzen overstijgen'. Ik licht deze drie aspecten even toe. Daarna heb ik het nog ever de noties persoonsgebonden kenmerken, tijd en de wil.


Het delen van iets van jezelf kan op verschillende niveaus plaatsvinden. Dit 'iets' moet nader bepaald worden denk ik. Datgene wat het meest voor de hand ligt, is volgens mij het delen van iets dat je graag laat zien. Zoals bijvoorbeeld een kind dat trots op het podium laat zien wat het kan en geleerd heeft. Het kind wil dit laten zien. Wanneer de kijker nadien terugkoppelt naar wat het kind liet zien, kan dat tevens een soort verbondenheid creëren: ik heb gezien wat je deed, ik heb jou gezien. (Dit relateert aan de volgende paragraaf over het 'samen', zie verder.)
Je kan echter ook iets van jezelf tonen dat je niet graag had laten zien. Denk bijvoorbeeld aan een bepaald verhaal dat je plots overvalt met verdriet. Verdriet dat zich dan, door zijn intensiteit, naar buiten wringt in de vorm van tranen. Of een plotse boze uitval die aan je ontsnapt door het overstromen van een onderliggende bron van frustraties. Op zo'n momenten toon je een deeltje van jezelf. Je deelt, vaak ongewild, een stuk van wie jij bent, wat je voelt of wat je denkt. Het is een vorm van delen, want de ander is mee betrokken in jouw handelen. Je deelt op zo'n moment iets mede aan de ander, misschien zelfs iets waarvan je je niet echt bewust was dat het bestond of iets wat je niet durfde toegeven. (Indien dit soort 'delen' overhelt naar het negatieve, denk bijvoorbeeld aan woede-uitbarstingen die een mens aanzetten tot de meest gruwelijke daden, zoals het begaan van een passionele moord, is er een proces aan de gang waarbij je zelf de controle niet meer hebt over dit naar buiten komen. Op dat moment moet daar ook iets aan gedaan worden, misschien in de vorm van therapie. Dat is uiteraard een heel andere zaak.) 
Het kan ook gaan om een reactie van jezelf, die zich als het ware opdringt om gezien te worden. Zoiets wat je bijna verplicht 'om uit je kot te komen', je mening over te geven, je aanzet tot denken,... Het doet zoveel met je dat je niet anders kan dan reageren. In deze gevallen gaat het om een eigen reactie die je ervaart wanneer je dus zelf 'bewogen' wordt op een of andere manier door iets of iemand zijn handelingen. Een delen van jezelf door het delen van een ander. Ik verwijs hier naar enkele foto's (dit tot mij spreken) gemaakt door Agata Wronska en Magdalena Kmiecik. Beide Poolse vrouwen toonden reeds met hun werk dat een beeld soms meer zegt dan duizend (verschillende) woorden. ('Verschillende' voeg ik hier bij, aangezien de woorden voor de een anders kunnen zijn dan die woorden voor de ander.) Via deze link vind je nog meer van hun werk: www.agatawronska.art.pl. Een andere link waar je eens een kijkje kan gaan nemen is www.vimeo.com/31110838. Hier vind je een filmpje gemaakt bij een lied. Het lied op zich lijkt niet erg bijzonder, het zijn de beelden die erbij gecreëerd zijn, die het geheel extra laten spreken. Het geheel duurt bijna 4 minuten en half, je moet dus de tijd nemen om het tot jou te laten komen. Test zelf wat het bij je doet (of misschien ook niet doet).





Alle bovenstaande niveaus hebben betrekking op een bepaalde blootstelling van jezelf naar de ander, het tegenovergestelde van het masker dat je draagt of de muur die je rond je opgetrokken hebt (wat soms ook nodig is, dat is een andere kwestie). Een blootstelling die soms gewild is en soms eerder ongewild.


In het delen is de verhouding tot de ander, een element dat meespeelt in het 'samen'. Delen houdt in dat er meer zijn dan één, de een en de ander, de ander(en) en jezelf. Een tweespel of meerspel tussen mens en mens.
Er hoeft in het samen niet steeds een verhouding van mens tot mens te bestaan. Het kan ook een niet-mens zijn dat deel uitmaakt van het samen-spel. Met het niet-mens bedoel ik dan objecten, dingen, kunst, muziek, natuur,... Met andere woorden, het hoe van het samen-spel, speelt ook een rol. Er kan verbaal of non-verbaal iets worden gedeeld. Deze non-verbaliteit begrijp ik volledig abstract: communicatie 'anders' dan met behulp van taal. Meestal wordt met non-verbaal gedoeld op lichaamstaal. Ik trek het begrip dus open naar 'al het delen van boodschappen zonder woorden te gebruiken'. In deze zin maak ik de overstap naar het delen via artistieke wegen. Een beweging kan spreken, een enkele (het opsteken van de middenvinger bijvoorbeeld) en verschillende samen (een dans), muziek kan je beroeren, kunst kan je aangrijpen,... (Op mijn vraag wat kunst nu eigenlijk is, antwoordde een kunstenaar me ooit: "Kunst is pas echte kunst als het op een bepaalde manier tot je spreekt, niet omdat het een bekende naam draagt of van een gekende artiest is.") Het vraagt vaak wat meer tijd vooraleer het 'deelproces' over is (de dans is gedanst, de compositie is gespeeld, alles van het kunstwerk bekeken,...), maar het heeft het grote voordeel geen gesproken, menselijke taal nodig te hebben om te spreken! Er is in dit delen ook geen juist of fout. Laat ons een muzikaal voorbeeld nemen: het werk van Rumpistol of Portishead. (Wil je iets van hun werk beluisteren, klik dan hier http://www.youtube.com/watch?v=vozNQX6Ye1A&feature=related  voor Portisheads nummer All Mine    of http://www.youtube.com/watch?v=W_mAdFqvhcU  voor Rumpistols nummer Mobile - dit nummer koos ik omdat het mijn zoontje van 3 jaar is die dit steeds opnieuw en opnieuw beluisteren wil, het doet hem iets blijkbaar.) De muziek zegt je iets, dat kan anders zijn dan wat het iemand anders zegt. Het ene is niet meer of minder juist of fout dan het andere. het is gewoon anders. In die zin wordt het ook boeiend wanneer die verschillen samen worden gelegd en opnieuw gedeeld worden. (Zo had ik na het bekijken van werk van Pina Bausch erg interessante gesprekken: het werk sprak tot verschillende personen op een heel andere manier. Nadien kregen we een heel divers en rijk beeld over dat werk. Wil je ook iets zien van Pina, klik dan hier  http://www.youtube.com/watch?v=p8zkTclatRo&feature=related) Heel dit proces is in feite toegankelijker voor meer mensen. Denk bijvoorbeeld aan een lezing over het Sanskriet. Blijkt als je ginder aankomt, dat de lezing zelf in het Sanskriet is! Weinig realistisch natuurlijk, maar de boodschap is wel duidelijk denk ik: het is net de gesproken taal die het delen moeilijk of onmogelijk maakt.
De uitwisseling in het samen kan van velerlei aard zijn: confronterend, fictief, overleggend, associatief, objectief,... Het verschil in aard zorgt er ook voor dat je meer of minder van jezelf tijdens de uitwisseling blootstelt. Het verslag uitbrengen van een feitelijk gegeven, vergt inzake jezelf blootstellen waarschijnlijk veel minder dan de confrontatie (moeten) aangaan omtrent een complexe, gevoelig liggende zaak. Als iets je daarentegen doet denken, dan verplicht dat je als het ware om bij jezelf stil te staan. In die zin kan 'buiten' komen, je blootstellen, iets zijn dat aan je 'trekt', je helpt of verplicht om een stap verder te gaan.


Ik denk dat je het meeste buiten komt, jezelf blootstelt, je laat zien in een 'samen', wanneer je een bepaalde grens oversteekt. Daarvoor moet eenieder eerst zelf uitmaken wat de grens is of waar die grens precies ligt. Misschien gaat het over durven, kunnen verder gaan dan datgene wat je dacht niet te kunnen. Misschien is er sprake van voorbij een angst gaan. (Zoals faalangst je nu net niet in staat stelt de dingen te doen die je zou kunnen doen.) Het staat me voor dat je eens voorbij de grens bent, dit wel bevrijdend kan werken. Houdt de angst je tegen, dan mis je kansen. (Ik heb het nu niet over die angst die je in leven kan houden, bijvoorbeeld in tijden van oorlog.) Je zou hier kunnen spreken over groei-angsten of over hoe een grens, een angst, een drempel je tegenhoudt ergens in te stappen, over te gaan, verder te gaan. Het weerhoudt je van verder te ontwikkelen als persoon. In die zin lijkt het me belangrijk hierrond te werken in verband met Genk. Wanneer iets mensen in staat stelt hun eigen grenzen over te steken om werkelijk naar elkaar toe te komen, is er mijns inziens een mooi proces aan de gang. Ik denk ook dat het een erg moeizaam proces kan zijn. Het lijkt me evident dat dit voorbij gaan, dit oversteken van je grens niet zomaar vanzelf gebeurt. Het is mogelijk dat je eerst een moeilijke, confronterende, turbulente periode moet doorgaan, je zou kunnen spreken van 'de felle ruimte van het oversteken'. Dit doet me trouwens denken aan de experimentele ruimte van The Wire, waarbinnen je eerst probeert alles 'uit te denken', tot je tot de constatatie komt dat de mogelijke oplossingen geen verbeteringen zijn. Er lijkt dan niets over te blijven. Je zit als het ware met je handen in het haar. Maar het is net door deze leegte dat een plotselinge nieuwe gedachte kan opduiken, die dan wel een potentiële uitkomst biedt. Het is net door de confrontatie dat je jezelf blootstelt, dat er dingen worden blootgesteld aan jou. Deze blootstelling biedt de kans om er iets mee te doen. Je staat dan in feite voor de keuze achter je grens te blijven staan of erover te gaan en daarmee initieel een beetje een sprong in het duister te zetten. 
Het is tevens dit aspect dat me blijft boeien in verband met Genk. De confrontatie die schijnbaar uit de weg wordt gegaan (bijvoorbeeld het wegvegen van grafiti, de bijna afgesloten circuits die snel vanuit behoefte werken en aldus weinig frustratie overlaten) is net waardevol en biedt kansen om tot een meerwaarde en grensoverstekend 'samen' te komen. De confrontatie kan zaken, situaties ophelderen, misschien zelfs die waarvan je je niet bewust was dat ze je stoorden.


In heel dit proces zijn er nog andere elementen die meespelen, ik denk aan tijd, de wil en persoonsgebonden kenmerken. 
Tijd is, wij bestaan in de tijd. We kunnen tevens kiezen hoeveel tijd we besteden aan iets en waarom. Je kan zoveel tijd in iets steken dat het je teveel wordt. Te weinig tijd uittrekken voor iets, is ook niet ok. Het wekt de schijn dat dat iets niet belangrijk genoeg is om er voldoende tijd aan te schenken. Ik denk dat het gaat om het vinden van de juiste balans. De uitspraak 'op tijd komen' houdt verband met buiten komen. Je komt tijdig buiten, je bent er op tijd. Als je niet op tijd was, was je nog niet vroeg genoeg klaar met het voorgaande (bijvoorbeeld: je stond te laat op en je komt te laat op je werk). Ik vind dat dit gegeven door te trekken is naar het 'samen' en de uitwisseling tijdens het delen. Als het nog geen tijd is voor jou om 'buiten' te komen, als je met andere woorden nog niet klaar bent om 'buiten' te komen, om een grens over te steken, om iets tot jou te laten spreken, om jezelf bloot te stellen, dan denk ik dat je de tijd moet nemen om eerst af te werken waar je mee bezig was. Om het proces waar je inzit af te maken, te voltooien, alvorens een volgende stap te nemen. Eigenlijk ben je dan wel al wat bezig met buiten komen, ook al ziet de ander dat nog niet. Dit is een intern proces.
Zo kom ik dan bij de persoonsgebonden kenmerken. Misschien ben je wel eerder schuchter van aard en kost het je telkens wat meer moeite dan een heel extravert iemand om je wat bloot te stellen, te delen. Misschien staat de inhoud van datgene wat wil spreken tot jou, zo ver van je jezelf, dat je op dat moment nog niet in staat bent te delen of iets uit te wisselen tout court. Ik denk aan het voorbeeld van met een klein kind een gesprek aan te gaan over quantumfysica. Het spreekt voor zich dat dit zeer moeilijk, als niet onmogelijk is. Het is dus van belang te bekijken tot wie je spreekt en indien mogelijk na te gaan of die persoon klaar is om een delen mee aan te gaan.
Hiermee kom ik aan het laatste puntje, de wil. Op elk moment kiezen we eigenlijk of we ons willen openstellen, blootstellen. Je kan bijvoorbeeld zeggen dat je wil spreken met iemand terwijl tijdens het gesprek dan blijkt dat er naast elkaar gesproken wordt. Het is een lege weerkaatsing van woorden tegen elkaar, geen volle verrijking van woorden met elkaar. Je kan zo bijvoorbeeld ook naar een tentoonstelling gaan en nadien alles afdoen als 'larie en apekool'. Dat is makkelijk, je hoeft er niet over te denken. Je hebt dan misschien niet gewild om je echt open te stellen voor de boodschappen van de kunstwerken. Je hebt geen zin om je mening erover te geven. Er is dan geen overdracht van betekenis, niet van de ander naar jou (al wil die misschien wel!), niet van jou naar de ander.


'Buiten' komen is een beetje 'kleur bekennen', datgene wat echt in je leeft laten zien en ernaar handelen. Het is een beetje een ontmoeting met jezelf via een ontmoeting met de ander, wetende dat deze ander ook niet-menselijk kan zijn. Het houdt tevens een risico in, een niet-appreciatie van de ander. Dit is op zich geen probleem, want ieder mag bestaan zoals hij is. Op het moment van disapproval moet je kunnen afstand nemen van die verwerping en bewust zijn van het feit dat je blootstelling op zich een act van durf is, waarvoor telkens opnieuw een duim in de lucht gestoken kan worden. Het is niet omdat de ander het niet apprecieert, dat jouw 'delen' niet zou mogen plaatsvinden.
Het kan moeilijk zijn om 'buiten' te komen, maar ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat het proces van samen iets te delen, liefst grensoverstijgend, door de mogelijke confrontatie net erg leerrijk, waardevol en boeiend kan zijn. Net omdat het kansen biedt op verheldering, duidelijkheid, horizonverruiming, het overstijgen van wat gedacht was misschien niet mogelijk te zijn. Hierin ligt voor mij een erg duidelijke boodschap naar Genk toe. Ik weet nog niet op welke manier, maar met dit gegeven wil ik iets doen voor mijn ontwerp.


zondag 23 oktober 2011

Appelen met peren vergelijken.

Nog eens over het festival en de parade...

Ik heb er nog over nagedacht en ben tot het besluit gekomen dat er nog iets toegevoegd moet worden aan het besluit in het bericht 'Parade versus Festival'. Als je 'festival' echt wil vergelijken met 'de parade', dan moet dat op een wat meer sluitende manier, denk ik.
In het vorig bericht heb ik het over de festivalganger die al dan niet 'buiten' komt en 'de parade' als uitkomst van een langdurig proces. Maar in feite zet je dan twee verschillende zaken naast elkaar. Eigenlijk zou het beter zijn als je 'de festivalganger' en 'de paradebezoeker' naast elkaar zet en vervolgens 'de muziekoptredens' en 'de parade' naast elkaar zet. Dan worden de verschillen, die er volgens mij dus wel zijn, echt duidelijk.


festival
parade
ð  festivalorganisatie
-          organiseert volgens vaststaand plan
-          betaalt muziekgroepen
ð  organisatie ‘Zinneke’
-          brengt mensen bijeen
-          geen vaststaand plan
ð  muziekoptreden
-          muzikanten voeren uit volgens plan van organisatie
-          worden betaald, werk
-          voorafgaand creatief proces met beperkt aantal leden, optreden = resultaat
ð  parade
-          uitvoering van dynamisch-participatief proces
-          geen betaling voor uitvoering
-          voorafgaand creatief proces met zo veel mogelijk leden verschillende achtergrond, parade = resultaat
ð  festivalganger
-          neemt indrukken in zich op
-          zelf geen deel van voorafgaand creatief proces
ð  paradebezoeker
-          neemt indrukken in zich op
-          zelf geen deel van voorafgaand creatief proces



Als je deze tabel bekijkt, merk je dat de oranje woorden de grootste verschillen aanduiden: het al dan niet werken met een plan, de uitvoering die het antwoord is op dat plan of het gevolg van een dynamisch-participatief proces, het al dan niet betaald worden, de samenwerking van een beperkt of groot aantal leden met al dan niet verschillende culturele achtergrond.

Waarom ik dit nog even wilde uitklaren? Om nog beter zicht te krijgen op het soort proces dat zich kan ontwikkelen en afspelen bij het organiseren van een evenement, wat rechtstreeks verband houdt met mijn ontwerp voor Genk.

zaterdag 22 oktober 2011

Brussel versus Genk en Parade versus Festival

Ik ging vrijdag 21 oktober naar een presentatie van een reeds gegeven les aan de KUL. In deze les werd een project dat in Brussel loopt, voorgesteld. Het project heet 'Zinneke' en heeft als eindresultaat 'De Parade'.


De discussie die volgde op het bekijken van de opgenomen les, vond ik bijzonder interessant, aangezien ik het op vele vlakken kon linken aan het denkwerk rond Genk.

Eerst werd er een beeld van Brussel geschetst aan de hand van kaarten en cijfermatige informatie.

De internationale dimensie van Brussel zorgt voor een dynamische werkbevolking die een zekere druk uitoefent op de ontwikkeling van de stad. Hierdoor hebben lokale bevolkingsgroepen regelmatig te kampen met een verdringingseffect en belanden ze in een soort dwangmatige (nood)situatie. Denk bijvoorbeeld aan de druk die is ontstaan op de omwonenden van Thurn & Taxis bij diens uitbreiding in 2009. (zie www.bralvzw.be/files/ALERT_349_web_1.pdf ) Hier komt dan nog bij dat de armere bevolkingsgroepen zich meer in het centrum van de stad bevinden, terwijl de rijkeren zich steeds meer naar de buitenranden van Brussel begeven. Daar bevolken ze de groenere zones, waar de gegoede bourgeoisie zich vroeger ook reeds settelde. Het zijn dus vaak de minder gegoeden die in de meest kwetsbare posities belanden. Zij zijn financieel tot minder in staat om recht te laten gelden. Er zijn dan andere initiatieven nodig om hun stem te laten horen.
Het verschil met Genk in verband met het verdringingseffect is dat Genk  wel de geografische ruimte heeft om bevolkingsgroepen plaats te geven en openbare gebouwen in te planten.

Het blijkt ook uit de kaarten dat verschillende bevolkingsgroepen met eenzelfde culturele achtergrond zich concentreren in welbepaalde zones in Brussel. (De Chinese wijk, de Afrikaanse wijk, de Turkse wijk,...) Ze vormen aldaar een aparte eenheid.
Een overeenkomst met Genk is dat er in Brussel ook parallele bevolkingsnetwerken zijn ontstaan, waarbinnen ieder zijn eigen leef-, woon- en werkcultuur heeft. Het verschil is wel dat deze netwerken zich geografisch veel dichter bij elkaar bevinden dan in Genk.

De grote uitdaging in het Brussels hoofdstedelijk Gewest is, naast de sociale segregatie en sociale problematiek van huisvesting, armoede en werkloosheid, het voeren van een coherent beleid. Dit wordt al te veel bemoeilijkt door de verschillende politieke lagen. Het is niet eenvoudig om een puur stedelijk beleid uit te voeren.
Hier bestaat een duidelijk verschil met Genk, dat een duidelijk stedelijk beleid kan uitwerken.

Vervolgens werd de werking van het project 'Het Zinneke' stap voor stap uit de doeken gedaan. Hieronder geef ik de belangrijkste punten weer in relatie tot mijn ontwerp voor Genk.

Men wil iets aanvangen met de Brusselse rijkdom aan culturele diversiteit (terwijl die nu in de eigen gemeenschap blijft zitten) door mensen met elkaar in contact laten komen. Men wil dit bewerkstelligen vanuit een zo breed mogelijk perspectief, door door alle mogelijke soorten grenzen te gaan. (Ik denk spontaan aan het 'grensoverstijgend' buiten komen van in mijn bericht 'Contradictio in terminis?.) Bedoeling is om met verschillende sectoren aan de slag te gaan. Men wil zoveel mogelijk actoren 'buiten' laten komen. (Hier denk ik weer onmiddellijk aan het thema van Genk 'buiten' komen.)

De methode die men hiertoe gebruikt is de volgende. Men wil een...
  • dynamisch proces met oog voor echte participatie
  • artistiek proces: Kunstenaars worden gezocht voor het stappen in een proces waarin hun eigen naam (bijna) verdwijnt en waarin ze op zoek gaan naar een zo goed mogelijke manier om sociaal artistiek aan het werk te gaan. Het gaat hierbij dus niet om eigen faam, wel om het samenwerken rond een bepaalde 'zaak'.
    Hoe gaat men dan te werk?
    • principe van asymmetrische gelijkheid: Men leert mensen een groep vormen door een vertrouwde energie te creëren. De mensen kennen elkaar in het begin niet en moeten elkaar leren vertrouwen. Er moet erkend en aanvaard worden dat er verschillen zijn, dat iedereen andere competenties heeft en een andere achtergrond heeft. Dit kan beschouwd worden als een rijkdom, geen probleem.
    • werken met intrinsieke taal (via kunst): Op deze manier kunnen bepaalde grenzen makkelijker neergehaald worden. Je hoeft niet gestudeerd te hebben, je moet niet geen arsenaal aan geleerde woorden te bezitten om dit te kunnen. Het is dus toegankelijker voor bevolkingsgroepen onderaan de sociale ladder.
    Deze participatieve creatiemethode kan alle kanten uit. (Hier kan ik de werking van het ineen steken van de tijdelijke tentoonstellingen in het Museum Dr. Guislain aan linken; zie in het blogarchief het bericht 'Gentse associatieve bom') Een belangrijk aspect is dat het vertrekpunt een leeg punt is, het heeft nog geen invulling. Het krijgt zijn invulling tijdens het proces. Alle vaststaande plannen worden losgelaten (alsook de institutionele logica, wat niet makkelijk blijkt op vlak van subsidiëring). Het geheel moet komen van de mensen die zelf het touw in handen nemen om te creëren. Het Zinneke spreekt van een coproductie. Diegenen die meewerken aan het project dienen op te treden als verantwoordelijke actoren voor hun werk. Dit is mijns inziens een belangrijke factor in het aanleren van een bepaalde houding. Deze houding kunnen mensen later in een breder perspectief inzetten (in hun gezin, voor hun werk, voor hun rol in de samenleving...) Tijdens dit proces is een belangrijke voorwaarde niet bang te zijn voor confrontatie! De combinatie tussen het sociale, het educatieve en het artistieke levert uiteraard spanningen op. In een samenleving is het echter waardevol om dit te ervaren, het maakt compromissen en gedeelde verantwoordelijkheid mogelijk. De betrokkenheid ten aanzien van elkaar wordt daardoor aanzienlijk verhoogd. Voor de actoren is er op die manier sprake van een zekere inzet, er blijft een trigger aanwezig die kan aanzetten tot handelen. Ik vind het belangrijk op te merken dat dit (de confrontatie) nu precies is wat in Genk bewust lijkt vermeden te worden! Als laatste zorgen de mensen van het Zinneke ervoor dat er ruim tijd wordt genomen voor een grondige evaluatie op individueel, collectief en schriftelijk vlak. Dit om moeilijkheden en positieve elementen vast te leggen en zo waardevolle zaken mee te kunnen nemen met het oog op toekomstige projecten. Belangrijk voor het slagen van het ganse proces is voldoende tijd bieden. Ideeën moeten de tijd hebben om te groeien, verwerkt te worden en getoond te worden.

    Tijdens de presentatie wordt ook naar de term sociale utopie verwezen. Er wordt beklemtoond dat deze utopie niet uit het oog verloren mag worden. Men moet er op blijven letten dat het gebeuren niet uitgroeit tot een commercieel event. Zo kom ik bij de discussie die na de presentatie gevoerd is over het verschil tussen het fenomeen 'festival' en het fenomeen 'de parade'. Ik vond deze discussie bijzonder interessant en heb er toch wat ideeën uitgehaald.


    Ik wil in mijn redenering (wat volgt is geen verslag van de discussie, wel mijn gedachtengang tijdens en naar aanleiding van de discussie) de noties commercieel - educatief - pedagogisch loslaten en alleen de opbouw en werking van de fenomenen 'festival' en 'de parade' bekijken. (In de gevoerde discussie werd het festival Pukkelpop als voorbeeld genomen.)


    Als je naar een festival gaat (zoals Pukkelpop), neem je in je op wat het resultaat (de muziek) is van wat een bepaalde organisatie op voorhand heeft gepland. Jij hebt het resultaat (de muziek) dat getoond wordt, niet gemaakt. Er gaat voor jou geen langdurig creatief proces vooraf aan dat 'innemen van indrukken'. Het blijft in dat opzicht een 'arme' ervaring. Het resultaat (de muziek) is er gewoon voor jou. In die zin is naar een festival gaan een keuze van jezelf om een bepaalde behoefte te bevredigen (bijvoorbeeld je ontspannen, enkele dagen alleen maar junkfood eten, niet aan je werk moeten denken,...Elk individu kan dit zelf invullen.). Jij hebt ook niets in de pap te brokken gehad in verband met welke muziek er te horen is, op welke plaats, hoe alles eruit zal zien,... Uiteraard doe je met je vrienden samen ervaringen op tijdens het festival, maar de intensiteit van samenhorigheid hangt hier niet af van het resultaat (de muziek) van het geplande. Die intensiteit hangt dan eerder af van andere factoren die niets met een voorafgaand, creatief-dynamisch proces te maken hebben. (Heb je bijvoorbeeld toevallig ruzie met een vriend of ontmoet je net het meisje van je dromen, heb je te kampen met een vreselijke kater omdat je teveel gedronken hebt de dag ervoor,...)


    Als je echter meewerkt aan de parade, laat je op de paradedag het resultaat zien van wat je samen met anderen, gedurende een langdurig, intensief en creatief proces zelf hebt gemaakt. Door de eventuele conflicten die ontstaan en opgelost zijn gedurende die periode, is de persoonlijke betrokkenheid bij het resultaat bij elk van de actoren veel hoger. Er was een zekere inzet, een gedeelde verantwoordelijkheid voor het eindresultaat. Elke betrokkene heeft moeite gedaan om het resultaat te laten uitgroeien tot wat het geworden is. Er is een zekere fierheid en zelfvertrouwen te 'winnen' door het tonen van het resultaat, want er steekt een stuk van jezelf in. Het getoonde werk is de uitkomst van een groepsproces, waarvoor niet de bevrediging van een functionele behoefte aan voorafging, dan wel de uitdaging de rijkdom van zoveel mogelijk verschillende achtergronden en culturen te verenigen. In die zin is het geheel een 'rijke' ervaring.

    Waarom is dit van belang voor mijn ontwerp? Volgens mij is het fenomeen 'festival' eerder van die aard van het 'buiten' komen in de eigen kring van visies, ideeën en waarden. Een soort binnenblijven dus, je neemt alleen indrukken op van een door jou gekozen concert in een voor jou geconcipieerde setting. Het fenomeen 'de parade' is volgens mij een echter 'buiten' komen, in dit geval ook 'grensoverstijgend' (zowel op organisatorisch als op sociaal-dynamisch vlak). Je steekt tijdens een langdurig creatief proces je nek uit als mede-verantwoordelijke voor het getoonde. Deze laatste zaken zijn voor mij belangrijke elementen in het scherper stellen van de denkrichting voor mijn ontwerp. De diversheid van verschillende bijeengebrachte stemmen maakt een veelgekleurde belichting van een bepaald probleem mogelijk. De oplossing die gezocht en hopelijk gevonden wordt, komt dan dichter bij een echt 'samen': samen geconfronteerd, samen nagedacht en gediscussieerd, samen een mogelijke uitweg gevonden.