Zoeken in deze blog

woensdag 29 februari 2012

Zichtbaar maken wat onzichtbaar lijkt.

"Zichtbaar maken wat onzichtbaar lijkt."

De bovenstaande uitspraak lijkt ondertussen mijn lijfspreuk te worden en was een van de eerste zinnen van het gesprek dat ik had met kunstenaar Peter Van Eyck 28 februari in het STUK, Leuven. Frappant hoe gedachten van Stengers, Van Eyck en Leysen samenkomen in een erg interessant gesprek over het tot stand komen van kunst en hoe dit relateert met mijn ontwerp voor Genk.

In zijn artistiek werk probeert Van Eyck sporen van mensen zichtbaar te maken voor de wereld. Zo zijn bijvoorbeeld zijn "Wandeletsen" pure weergaves van sporen van wandelaars op hun reis. Op zeer veel verscheidene manieren creëerde Van Eyck reeds werken die elk op hun manier de bedoeling hebben een stukje werkelijkheid te tonen. Vaak verwerkt de kunstenaar zelfs zijn lijfelijke ervaring met die werkelijkheid. Het resultaat is vaak verrassend. Stengers haar idee over de idioot die onze gedachten doet vertragen door zijn aanwezigheid en zijn zijn, waardoor we misschien beseffen dat het anders is dan wij gedacht hadden, zit voortdurend verweven in heel het gesprek. De vraagbreuk, de gedachtenonderbreking belichaamd door de idioot, kan snel weer dichtgaan. Dan hollen mensen weer verder in hun hectische, vaak geïmmuniseerde leven. Van Eyck wil in zijn werk, "poortjes" laten om die vraagbreuk net open te houden. Een treffende overeenkomst met Stengers en mijn voorgaande blogberichten over "Kunst doet reizen in je hoofd", "Walking, e-ducating the gaze en Genk", "Hoed u voor mensen die iets zeker weten" en "Wat is dat eigenlijk, buiten komen?". (Interessant om op te merken is dat Van Eyck ook enkele kunstwerken gemaakt heeft waar die poortjes behoorlijk klein blijken. Het gaat dan bijvoorbeeld over sommige werken uit "Bolleke Pijl Rally" waarbij hij een traject al volledig uitgestippeld heeft en dit op een schematische manier toont. Het idee is een afgebakend geheel, het is gesloten.)

Van Eyck heeft onder meer een passie voor rechte lijnen en ervaart hoe moeilijk het is voor die lijnen hun rechte status te behouden. Het is tegen deze achtergrond dat onder meer de werken Paris Rallye en de terminuswandelingen geplaatst kunnen worden. Van Eyck wilde in Parijs een doorsnede (een rechte lijn dus) van de stad bewandelen: stappen van de ene kant van Parijs naar de andere kant, via het middelpunt - de bronzen ster in het plein voor de Notre-Dame: het "point zéro". Wat blijkt? Dit gaat niet, hij is genoodzaakt allerlei straatjes te nemen om zijn doorsnedeweg te stappen. Het werk Paris Rallye toont deze afgelegde weg in Parijs. De terminuswandelingen zijn ontstaan vanuit de idee de bestaande trajecten helemaal af te leggen en te kijken welk spoor zij trekken door de stad, van beginhalte tot aan de terminus, de laatste halte. De laatste? Dit is een onderwerp dat Van Eyck in vraag stelt. Is er zoiets als een laatste halte? En zo ja, welke dan? In zijn vele werken over de terminuswandelingen brengt de kunstenaar deze vraag tot leven door de eindhalte te verbinden met de beginhalte. Het traject, dat normaal een begin en een einde heeft (zie ook het werk Paris Rallye), hoeft nu nooit te stoppen.

Paris Rallye






Paris Terminus I copy





Deze werken vertonen gelijkenissen met wat de Certeau in zijn tektst Walking stelt als hij als uitgangspunt voor het analyseren van de stad de wandelaar neemt: door het lopen door de stad wordt deze als plek en ruimte gerealiseerd.

Het is interessant op te merken dat Van Eyck werken heeft gemaakt waarin hij rechte lijnen en de ervaring van het vliegen combineert. Deze werken vielen mij op omdat ze een nuance brengen in wat Masschelein articuleert in zijn tekst "E-ducating the gaze and inviting to go walking". De auteur stelt het wandelen (of bijvoorbeeld het kopiëren van een tekst) en het vliegen (of bijvoorbeeld het lezen van een tekst) tegenover elkaar als het neerkomt op het voelen van de kracht van de weg, de ervaring ter plaatse opdoen. Als je wandelt, kan je jezelf overleveren aan wat komt, stel je jezelf bloot, waardoor je eigen blik verplaatst kan worden en een werkelijkheidservaring kan ondergaan. Je hebt de mogelijkheid aandachtig te worden en een kritische afstand te verkrijgen. Het vliegen daarentegen biedt niet de mogelijkheid de kracht van de weg te voelen, je kan je niet onderwerpen aan de ervaring van het wandelen. De kennis die je opdoet is interpretatief, je kijkt enkel. (De Certeau stelt in zijn tekst "Walking in the city" iets gelijkaardig. Vanuit de hoogte kijken naar beneden is de wereld "lezen". Voor hem staat een stadspanorama gelijk aan theoretische schijn: het is een beeld met bestaansvoorwaarden vergetelheid en misverstaan van processen.) Het is nu net op die laatste punten dat het onderstaande werk triggert: het toont de ervaring van het vliegen door het lichaam van de kunstenaar. Hij wilde tijdens het traject in het vliegtuig een rechte lijn tekenen, maar de trillingen, bewegingen, de ervaring zelf van het vliegen dwong de pen in zijn hand in andere bochten. Het resultaat is hieronder te bekijken. Het verloop van de vlucht - het opstijgen, vliegen en landen - is duidelijk te herkennen. Als het gaat om de kracht van de weg te ervaren, kan vliegen dat inderdaad niet bieden. Maar het vliegen zelf kan wel als werkelijke ervaring gevoeld en ondergaan worden, op voorwaarde dat je zonder bepaalde intentie aanwezig bent en aandachtig kan wachten. Dat is een opmerkelijke nuance.

Flight AZ718Y

Het verschil tussen verscheidene werken van Van Eyck en mijn ontwerp is dat ik geen gebruik zal maken van  de artistieke vrijheid als het neerkomt op het tonen van de werkelijkheid. Ik wil dat stukje dat ik zichtbaar wil maken, houden hoe het zich toont aan mij, zo puur mogelijk, zodanig dat de kijker zich een zuiver beeld kan vormen van hoe het "echt" was op het moment van observatie en opname. Ik wil een stukje puur Genk tot leven brengen.

Op het einde van het gesprek kwam het onderwerp "de vertakkingen van het busleven en de busgemeenschap" aan de orde. Peter Van Eyck wees op het feit dat de ervaring van de mensen op de bus niet stopt bij het in de bus zitten. Wanneer mensen naar buiten kijken, kan iets dat zich buiten de bus bevindt als het ware "in" de bus komen via het kijken van de mensen op de bus. Zij kunnen daardoor ineens aan iets gaan denken of over iets gaan praten. Omgekeerd kan dat ook. Mensen buiten de bus kunnen, bij het voorbij komen van de bus, in de bus kijken, ook al is dat soms slecht een vluchtige kijk. Toch kan dat moment een aanzet geven tot iets nieuw. 
Ik vind dit laatste een erg belangrijk gegeven en wil dit zeker in mijn ontwerp verwerken. Zoals Esposito het heeft over het niet afbakenen van groepen, het niet sluiten of definiëren wil je tot de munus geraken, zo wil ik de busgemeenschap niet sluitend maken door ze af te bakenen als "de mensen op de bus of de mensen die de bus gaan nemen". Neen, ik wil ook hierin een openheid bewaren en de "vertakkingen" van het busleven en de busgemeenschap laten leven zoals ze zijn en komen. De bus als volkshuis is voor mij geen bewegende rechthoek (met dus welbepaalde grenzen) op wielen. Het is een bewegend volkshuis waarvan de doorkijkmuren niet de grenzen zijn, maar slechts een materiële vorm.

In heel de conversatie komen de onderwerpen "sporen zichtbaar maken, trajecten afleggen, wandelen, vliegen, rijden, hoe een werkelijkheidssnede tot leven brengen, invulling van de toner" (de kunstenaar-de pedagoge) enzovoort voortdurend aan bod. Dit was voor mij een erg boeiende ervaring en ik neem er enorm veel uit mee voor de verdere invulling van mijn ontwerp voor Genk. 
Met dank aan Peter Van Eyck voor zijn tijd en enthousiasme!

maandag 27 februari 2012

Genkse bus niet veilig?

Terwijl ik me aan het bedenken ben hoe ik rijke data kan verzamelen voor mijn onderzoek over gemeenschap op de Genkse bus, stuit ik op het volgend kort artikel rond de veiligheid op sommige Genkse buslijnen. Onmiddellijk na het lezen van dit artikel bedenk ik me of de gemeenschap die ik wil omschrijven vanuit concepten uit teksten van Esposito, Rancière, Ten Kate en Masschelein wel mogelijk is als mensen zich niet veilig voelen op de bus. Is veiligheid een voorwaarde voor het vormen van deze anders gearticuleerde gemeenschap?

Camera's op bussen in Winterslag en Sledderlo
camera s op bussen in winterslag en sledderlo
Omdat de chauffeurs van De Lijn weigerden om hun stelplaats in Winterslag te verlaten, kwamen heel wat leerlingen in de streek te laat op school.Rond 9 uur werd de actie stopgezet. Directie van vervoersmaatschappij De Lijn en vakbonden raakten het met elkaar eens over extra veiligheidsmaatregelen op de 'probleemlijnen' G1 (naar Sledderlo) en G4 (naar Genk). Zo zullen de bussen op de lijn uitgerust worden met veiligheidscamera's en zullen er meer controleurs ingezet worden.
Er komt op het traject ook meer politionele aandacht. "Agenten gaan zich meer concentreren op de risicotrajecten en wat minder op het station", legt Sonja Loos, woordvoerster van De Lijn Limburg, uit. Chauffeurs mogen incidenten ook meteen melden en ingrijpen als dat nodig is.
"Ik vrees dat de maatregelen niet meer zijn dan een pleister op een houten been", reageert een chauffeur van De Lijn die liever anoniem wil blijven. "We vragen al langer om meer begeleiding en meer veiligheid, niet alleen op de lijnen G1 en G4." Dat de maatregelen het verbale en fysieke geweld zullen indijken, gelooft de buschauffeur dan ook niet.
CN

Over bussen en hun verbindingen in Genk!

Dit is een artikel dat ik haalde van het internet vandaag. Mensen denken spontaan aan een soort verbinding als ze aan bussen denken, de ene is al wat positiever over de verbinding dan de andere. Maar over welke verbinding gaat het hier eigenlijk? Voorlopig lijkt het steeds te gaan over vervoersverbinding, gericht op een bepaald publiek en voor een bepaald doel. Wat me opvalt is dat de bustrajecten zelf getraceerd worden met gps-systemen. "Narrating our lines" flitst door mijn hoofd...

Genk wil busprobleem C-mine van de baan

gundem.be
Kampt Genk met een slechte busverbinding? Heel wat pendelaars klagen over de frequentie en de stiptheid. "Relativeren", luidt het bij de stad en De Lijn. Het traject van en naar C-mine is wel een probleem, maar daar wordt aan gewerkt.
Volgens de Genkse schepen van Mobiliteit Michaël Dhoore behoort het busnetwerk in zijn stad tot een van de betere in Vlaanderen. "We hebben hier een hoge frequentie. G-lijnen bedienen zowel het centrum van Genk als de wijken", zegt hij. Klachten over late bussen relativeert hij. "Buurtbewoners vinden eerder dat er te veel bussen voorbijrijden."
De meningen over het netwerk zijn verdeeld. "Die bussen rijden zelden stipt. De ene keer is de bus te laat door een technisch probleem, de andere keer te vroeg, omdat er weinig mensen een bus nemen op dat uur. Heel vervelend, vooral als je op tijd op je werk moet zijn", zegt Jessica Claes (19). Haar vriendin Öznur Öztürk (22) heeft nooit problemen met de bus. "Misschien omdat ik altijd dezelfde neem", denkt ze.
Kebab halen
Esma Alouet (23) studeert in Leuven, maar volgde eerder een opleiding in Maastricht. "De G-bussen komen niet op tijd. Daardoor miste ik mijn verbinding altijd. Sommige buschauffeurs stoppen om een kebab te halen. Grappig, maar best vervelend."
"Indianenverhalen", zegt woordvoerster van De Lijn Limburg Sonja Loos. "Misschien is dat ooit wel eens voorgevallen, maar we controleren onze chauffeurs streng. Via een gps-systeem zien we waar en wanneer ze stoppen. Het zou opvallen als een bus verdacht veel haltes maakt. Als bussen te laat komen, ligt dat meestal aan het spitsverkeer. Dat is niet alleen in Genk zo."
Te voet
Toch zit er een groot hiaat in het busnetwerk van Genk: de verbinding tussen het station en C-mine, waar ook de MAD-faculty ligt. "De bussen rijden niet vaak genoeg. Regelmatig wandelen studenten van het station naar school", zegt studente fotografie Nele Bronckaerts (25). De afstand tussen de MAD-faculty en het station bedraagt 2,4 kilometer. Te voet zijn de studenten een half uur onderweg.
"We overleggen regelmatig met de stad Genk en de scholen over hoe we het busvervoer beter kunnen regelen", zegt Sonja Loos. "Dat is niet vanzelfsprekend, want de studenten hebben uiteenlopende uurroosters. De Lijn moet dit jaar besparen, we hebben niet veel middelen voor extra bussen. We beseffen dat de verbinding niet perfect is, maar we proberen zo veel mogelijk mensen tevreden te stellen."
Aandachtspunt
Schepen van Mobiliteit Dhoore erkent het probleem. "De stad werkt aan een nieuw mobiliteitsplan. De verbinding tussen het centrum en C-mine is daarbij een aandachtspunt, zeker voor de avonduren. We onderzoeken verschillende pistes. De Lijn is onze eerste gesprekspartner. Daarnaast bekijken we de mogelijkheid om zelf een pendeldienst in te leggen met kleine busjes of elektrische voertuigen. Ook taxicheques voor de studenten zijn een optie.
"© 2011 - StampMedia/Xios - Liesbeth Merckx

vrijdag 24 februari 2012

Object-subject-ief?

Dat de grens tussen objectiviteit en subjectiviteit soms vaag kan zijn, bleek vandaag opnieuw tijdens mijn gesprek met grafisch ontwerper Tim Knapen, in zijn atelier te Antwerpen.
Ik had hem gecontacteerd om inspiratie op te doen voor de (mogelijke grafische) uitwerking van mijn data die ik heel binnenkort zal verzamelen in Genk op de bus. Ik kwam met meer vragen buiten dan ik ben binnen gegaan.

Volgens Latours kan objectiviteit bereikt worden door de terugkeer naar het object, door het uitvoerig beschrijven van het object. Door de beschrijvingen is de "lezer" in staat zich als het ware te verplaatsen van het ene gezichtspunt naar het andere gezichtspunt en als dusdanig het object te bekijken op een object-ieve manier, los van zijn eigen (enge) gezichtspunt. (Denk bijvoorbeeld aan het lezen van een uitvoerige beschrijving van een standbeeld, waardoor je je als lezer een precies beeld kan vormen van het standbeeld an sich.) Verklaringen en frameworks zijn overbodig volgens Latours. Als een beschrijving een goede is, zit "de uitleg" in de beschrijving. Datgene wat je nodig hebt om te begrijpen zit dus vervat in de concrete, rijke beschrijving van wat is. Als je nog een bijkomende verklaring moet geven om een ander duidelijker te stellen, dan is je beschrijving eigenlijk geen goede beschrijving. Als een verklaring wel relevant is, dan kan ze in feite mee opgenomen worden als een deel van de uitvoerige beschrijving, aldus Latours. 

Ik wil dus iets tonen van de Genkse werkelijkheid op de bus. Zitten er mensen op de bus? Hoe zitten die mensen op de bus: zitten ze met hun gezicht naar elkaar, kijken ze voortdurend uit het raam,...? Zijn het kinderen, volwassenen, jongeren, bejaarden die de bus nemen? Spreken deze mensen met elkaar? En als ze spreken, hoe verloopt dat dan? Kortom, alle menselijke activiteit die op de bus gebeurt, zal ik beschrijven en nadien tonen op een zo objectief mogelijke manier.  
Objectiviteitsvragen werpen zich nu op twee niveaus op: het niveau van de beschrijvingen zelf en dat van het tonen van die werkelijkheid. In feite is het mijn eigen rol in dit onderzoeksproces die ik moet bevragenAfhankelijk van hoe ik de data verzamel, ben ik meer of minder objectief aan het werk. 

Als ik besluit gewoon op de bus te gaan zitten gedurende een periode en alles wat tot mij komt op te schrijven (letterlijk met pen en papier), zal ik hoogstwaarschijnlijk zaken missen, over het hoofd zien, als het druk is misschien geen tijd hebben om erg concreet te zijn, enzovoort. Ik zit tevens op een bepaalde manier te kijken naar wat zich wel of niet afspeelt voor mijn neus. Ik neem letterlijk een bepaald standpunt in om te kijken naar de werkelijkheid. Door al schrijvend beschrijvingen te maken van het object (de gebeurtenissen op de bus) verarmen mijn fysieke mogelijkheden de data. Zij zijn dan slechts een fractie van de werkelijkheid. Mijn fysische ik is op dat moment niet in staat alles wat echt gebeurt op te nemen in de nota's. Ik leg dan maar een deel van de werkelijkheid vast. In die zin ben ik dan niet zo objectief werkzaam als ik zou willen, gesteld dat ik objectiviteit benader zoals Latours en aldus mijn object (de gebeurtenissen op de bus) uitvoerig en langs alle mogelijke kanten wil beschrijven. 
Misschien is het mogelijk hulpmiddelen te vinden die helpen mijn fysische beperktheden te overstijgen om zo te komen tot een rijkere beschrijving. Zo kan het gebruik van een camera (bewegend rijk materiaal), fototoestel (statisch rijk materiaal) of digicorder (rijk geluidsmateriaal) mijn enge gezichtspunt verbreden. Al moet er wel aan toegevoegd worden dat ook deze middelen nog steeds niet alles zullen kunnen vastleggen, omdat ook zij een eigen standpunt, -plaats, zullen innemen. 
Ik zal uitzoeken welke middelen ik kan gebruiken om mijn Genkse busbeschrijvingen zo rijk en objectief mogelijk te maken, wetende dat ik een snede uit de werkelijkheid zal verkrijgen en niet de hele werkelijkheid.

Het tweede niveau waar een objectiviteitsvraag zich opwerpt is dat van het tonen van de uit de werkelijkheid verkregen snede. Die snede is zoals het woord zelf zegt, slechts een uitgesneden stukje van de werkelijkheid. Op dat punt is al een deel van de "terugkeer naar het object" verloren. Objectiviteit verliest al wat kracht hier, gewoon omdat ik, samen met mijn hulpmiddelen een hand heb gehad in het opnemen, het vastleggen van de data. Daar komt bovenop dat de objectiviteit weer een beetje moet inboeten op het moment dat ik de snede wil tonen. Dat moment wordt wat subjectiever omdat ik zelf kies wat ik toon. Ik selecteer uit de snede. De selectie zelf blijft het weergeven van wat is, van de data, zonder dat ik er iets aan toevoeg. Maar het moment van selecteren is een ingrijpen van mij. (Ik moet me dan eigenlijk ook de vraag stellen of een grafisch-artistieke uitwerking wel de mogelijkheid in zich draagt om de selectie alleen maar te tonen zonder verdere interpretatie. Mijn geplande ontmoeting met kunstenaar Peter Van Eyck zal hier misschien wat meer klaarheid in brengen.) Naarmate de datahoeveelheid toeneemt, wordt een selectie hieruit meer prangend. Als ik bij wijze van spreken 5 uur film zou hebben, kan ik onmogelijk heel deze hoeveelheid materiaal tonen tijdens een toonmoment dat beperkt is in tijd. Ommestaanders die alleen dit tonen aanschouwen, kennen noch de snede, noch de werkelijkheid waaruit ze ontstaan is.

Dit is toch iets om stil bij te staan. Er doet zich een verarming voor van de datarijkdom (de gebeurtenissen op de bus) op het niveau van de beschrijving zelf en op het niveau van selectie voor het toonmoment. Ik moet me hier bewust van zijn voor ik op de bus zal gaan zitten. 

zondag 19 februari 2012

De kracht van lijnen...

Hoe het kijken naar lijnen je anders kan leren kijken... 

Ik ging vrijdag 17 februari kijken en luisteren naar de lezing van het Engelse kunstenaarsduo Sophia New en Daniel Belasco Rogers (plan b) in STUK, Leuven. "Narrating our lines" zo heette de poëtische lezing. Een tiental jaren lang registreerden zij met gps-systemen heel hun wandel, eerst in Berlijn, dan in andere steden en later in de wereld. De weergave daarvan is een tonen van lijnen en hoe die lijntrajecten de tekening van hun leven vormen.

Rogers vertelt hoe hij en zijn vrouw begonnen met data verzamelen via eenvoudige traceersystemen, waarbij de verkregen gegevens niet door derden konden opgeroepen worden. Hij refereerde naar deze fase als SOUSveillance of een bottom up proces van dataverzameling. Later, wanneer ze de meer technisch ingenieuze gps-systemen van het Leuvens bedrijf Septentrio, een spin-off van Imec, gebruikten,  waren ze zich bewust van het feit dat derden deze gegevens wel zouden kunnen traceren en tevens ook al hun gangen. Deze fase benoemde hij met de term SURveillance, of een top down gestuurd verzamelen van gegevens. Hij vermeldde er wel bij dat die mogelijkheid tot controle of bewaking geen deel uitmaakte van hun onderzoek. Het ging het duo om het onderzoeken van hun eigen leven, om zelfonderzoek dus.

Op zeker moment vertelt Daniel Belasco Rogers dat hij verkoos om de gps-systemen alleen te gebruiken voor zijn wandel op de begane grond. Aangezien hij een persoon is die veel met het vliegtuig reist, was die gedachte zeker relevant. Het zou immers een ander beeld opleveren. Zijn bovengenoemde keuze sproot voort uit de idee dat hij zich bedacht had dat hij het land waarover hij vliegt in feite niet kent. Hij heeft er niets gezien, de grond niet gevoeld, geen geur waargenomen enzovoort. Een plaats waar hij zelf de keien onder zijn voetzolen voelt, vindt hij een geleefde plaats. Deze ervaren gang alleen wil hij traceren. Toen hij pas met dit project begon in Berlijn kende hij de stad niet. Hij vertelde dat dat vreemd aanvoelde: de straten vertelden hem nog niets, de pleinen en parken boden nog geen herinneringen. Maar het was de ideale plaats om te starten vanwege de totale openheid aan beleving. Zijn bevoelen van de stad kon geboren worden.

Hier is toch een opmerkelijke overeenkomst met de tekst "Educating the gaze and inviting to go walking" van Jan Masschelein, waarin hij het verschil tussen vliegen en stappen op een soortgelijke wijze benadert. Bij het stappen kan je de kracht van de weg voelen, jezelf blootstellen aan wat op je afkomt. Er biedt zich een mogelijkheid aandachtig te worden en tevens kritisch afstand te verkrijgen. Het vliegen over een land biedt geen kracht, slechts interpretaties. Je onderwerpt jezelf niet aan het land, je kan dus ook geen ervaring opdoen, alleen kijken. Masschelein zijn tekstmatige oproep om stappen als vorm van onderzoek te bekijken, werd letterlijk uitgevoerd door het kunstenaarsduo. 
Ook het deelproject Crossing Paths, waarbij toevallige Leuvenaars werd gevraagd hun wandel in Leuven bij te houden met een gps-systeem van Septentrio, sluit aan bij deze benadering. Door het weergeven van elk spoor ontstaat er geleidelijk aan een gezamenlijk stadsplan. Een deel van dat resultaat kan je bekijken op de volgende link http://www.youtube.com/watch?v=GKubUio2Hkw.

New en Belasco Rogers vonden patronen in de close ups van hun wandellijnen. Delen van hun eigen close ups toonden ze op groot scherm. Ze ontdekten bepaalde bewegingen in hun leven via de lijnen. Rechte lijnen waren snel afgelegde parcours, weinig beleving onderweg. Zo was er een kaarsrechte lijn naar het ziekenhuis in Berlijn. Ze waren twee maal die weg opgegaan voor de geboorte van hun dochter. Daarna zijn ze er nooit meer geweest. Kronkellijntjes duidden op wandelwegen in bijvoorbeeld parken of speeltuinen,
waar een grote en vaak intensere beleving en ervaring had plaatsgevonden, vaak samen met hun dochtertje.  Er kwam bij het bekijken van hun eigen lijnen op dat moment een duidelijke vraag naar boven over vluchtigheid en snelheid van beleving. "Hoe sneller, hoe minder indrukken. Wat doet dit met ons? Hoe bevoelen we dit?"
Het bleek ook dat Daniel Belasco Rogers gemakkelijker andere wegen befietste dan zijn vrouw Sophia New. Zij hield zich blijkbaar meer aan bepaalde vaste routes. Het tweetal kon hun beleving van de stad Berlijn mooi in kaart brengen door te laten zien hoe de lijnpatronen (zwarte lijnen op een witte achtergrond) jaar na jaar groeiden en de gekende stad Berlijn visueel leek te ontstaan. Zij vertelden dat zij inderdaad jaar na jaar de stad meer ontdekten en steeds verder van hun woonplaats ervaring gingen opdoen. Op het witte scherm zag de kijker de zwarte trajectlijnen steeds meer omzwervingen maken, bijna lijkend op cirkelvormige steeds groter wordende patronen naar de buitenkant toe van het oorspronkelijke midden. Wat ook interessant was dat veelbewandelde of befietste straten op het lijnenscherm steeds dikker werden tot ze de straten als het ware "openplooide" en er iets breder ontstond dat er werkelijk was. Rogers noemde dit "a kind of cutting". Het deed me heel erg denken aan het "cutting through" uit de bovennoemde tekst van Jan Masschelein tijdens zijn wandelen als onderzoek. 

Een ander idee dat bij het koppel kwam bovendrijven was de werking van het geheugen. Zo zei Rogers dat de lijnen hen soms vertelden wat ze zelf nog niet of niet meer wisten van hun trajecten. Ze konden zichzelf, wat ze dachten, in vraag stellen dankzij hun lijnen op een scherm. Het koppel wist tijdens het herbekijken van de beelden soms echt niet meer dat ze op dat moment op die plaats geweest waren, en met wie en waarom.  Tijdens de lezing was er een opname van henzelf te zien, terwijl zij het hertekenen van hun eigen lijnen aan het bekijken waren. Hun commentaren op de film over die trajecttekening spraken boekdelen. De lijnen konden hen helpen te herdenken. 
De belangrijkheid van het herbekijken en "herlezen" van je werk kwam hier duidelijk naar boven. Een herkenbare parallel met het onderzoek voor Genk. 
Het hierboven beschreven stukje lezing bracht me dan tevens bij "de idioot" van Isabelle Stengers: ons denken doen vertragen, het in aanwezigheid brengen van datgene wat niet kan spreken, wat zelf geen stem heeft (zoals een "idioot") om ons tot het besef te brengen dat er misschien toch nog iets meer is dan we meenden te denken. Het lijkt me dat de lijnen, de trajecten net datgene tot uiting laten komen, waar Sophia New en Daniel Belasco Rogers misschien eerst niet aan hadden gedacht. Alleszins heeft het hun denken en zeker dat van mij een poos doen stilstaan...


Na de lezing had ik een interessant gesprek met een persoon die zich een beetje stoorde aan het feit dat deze lezing geen doel leek te hebben, behalve het "gewoon" laten zien "van wat lijnen". Ik was me ervan bewust dat ik een jaar geleden waarschijnlijk in dezelfde aard zou gedacht hebben, terwijl ik nu veel zin vind in dit toonmoment zonder duidelijk doel, dat een bepaalde werkelijk tevoorschijn haalt en mensen op een of andere manier doet stilstaan. Ik heb ondertussen ingezien dat het tonen op zich al een wereld kan openen en dat het doelloze net het grensoverstijgende kan zijn. Geen doel, geen afbakening, geen grenzen, met andere woorden openheid en over de grenzen heen reiken! Precies waar ik naar op zoek ben voor mijn ontwerp van Genk! Een open tonen van een stukje werkelijkheid zoals het is, zoals het zich aan mij toont. Open omdat het zelf doelloos is, niet gericht op een bepaalde doelgroep of met bepaalde doelstellingen opgezet, en dit zowel inhoudelijk als voor de uitwerking. Ik kom hier later nog uitgebreid op terug als ik het zal hebben over mijn idee "de bus als volkshuis".

vrijdag 3 februari 2012

Kunst doet reizen in je hoofd!

Tegenwoordig zijn vele (interactieve) musea plaatsen bij uitstek om informeel te leren. Je kan er vol vertwijfeling of in een roes van verwondering buiten komen. Wat je ziet en hoe dat verder werkt in je hoofd, zet soms een imaginaire reis op poten... Via dialoog en actieve participatie, blijven kijken en beleven, leren mensen zich een mening te vormen. Een constructivistische benadering hier is dat de leerder zijn eigen betekenis construeert, in dit geval via het tentoongestelde in het museum.

Zo heeft Museum M bij mij al vaker gedachtenreizen op gang gezet. Ik schrijf kort over twee tentoonstellingen die ik er bezocht. De eerste is die van Dirk Braeckman, een vooraanstaande kunstfotograaf in België, de tweede is die van Patrick van Caeckenbergh, een vertegenwoordiger van het Belgische surrealisme .

Over Dirk Braeckman in M of over "hoe niet vertellen ook een soort vertellen is".

Een grote, witte ruimte en donkere werken aan de muren. Spots gericht op de kunstfoto's met grijs-zwarte toon. Er staat een bank voor een groot werk. Ik kijk naar dat werk, een grote foto. Een zaal met liften. Of een brede gang met dienstliften? Drie luchters zorgen voor het weinige licht, boven de oude tegelvloer van de zaal. Donkere tinten en schakeringen van licht. Er gaat tegelijk iets zwaar en gezellig uit van het werk. Waar is het naamplaatje? Er hangt niets. Gedeelten van het werk die niet scherp lijken te zijn doen mijn ogen eraan plakken. Ik moet blijven kijken om even later te constateren dat ik blijf hangen op het niet weten of het nu eigenlijk scherp of vaag is.


De gids vertelt: "Braeckman wil geen verhaal vertellen." Door de afwezigheid van een naam of titel bij dit werk, zijn er al veel vragen opgekomen. Tevens lijken de personages in vele van zijn werken niets te willen of mogen vertellen: ze kijken je niet aan, hun ogen zijn toe of afgewend. Alsof de kijker niets te weten mag komen via de ogen, die zouden teveel verhaal kunnen prijsgeven... Verscheidene werken verraden wel de aanwezigheid van de kunstenaar, door een "lichtflits" ergens in het werk. Hierdoor stelt hij zichzelf aanwezig zonder zijn interpretatie van een verhaal te geven.



Het hele verdere verloop van de tentoonstelling doet me stilstaan bij het feit dat het niet willen vertellen van een verhaal, in feite net erg veel kan losmaken bij het publiek. Dat merk ik ook aan de reacties van de anderen. Ze blijven vragen stellen over de werken. De gids behoudt steeds de intrigerende afstand van het open laten van die vragen. Mensen gaan de werken van dichterbij bekijken. Dan weer van verderaf. Er heerst een voortdurende wil om de openheid betekenis te geven. Dat lijkt een enorme kracht van Braeckman zijn werk. De afwezigheid triggert eerder en lokt een nieuwsgierigheid uit die veel sterker is dan een duidelijke aanwezige boodschap. Het stilstaan op zich vormt ook een verhaal. Er is een bepaalde leegte te voelen. Als mens ben je geneigd die leegte te willen invullen en er betekenis aan te geven. Braeckman duwt zijn publiek in de oncomfortabele positie van een voortdurend niet-weten. Daardoor staat de kijker nog meer stil bij bepaalde ideeën. Het denken blijft niet aan de oppervlakte. Volgens mij is het niet alleen de afwezigheid van een verhaal die zelf een bepaald verhaal creëert. Het is tevens het idee om iets niet te willen vertellen dat belangrijk is. Dit afwezigheidsidee geeft kracht aan de werken apart en boeit de kijker, maar is tegelijk ook de stuwende kracht voor een volgend werk van de kunstenaar zelf. Zo is de afwezigheid van het ene de geboorte van het andere. Afwezigheid is in staat om aanwezigheid in het nu en de toekomst af te dwingen.

Over Patrick van Caeckenbergh in M of over "magische assemblages"...

Twee uit kookgerief bestaande personen verwelkomen me bij het binnengaan van de eerste zaal in M. Ik stap een reuzesigarenkist binnen. Het is het nagemaakte werkatelier van van Caeckenbergh. "Welke dieren zie je?" vraagt de gids. Veel eigenlijk, gaande van een zeepaardje, naar dassen op een schilderij, naar een vlinder, naar poesjes en dan... het mes in de homp omhooggehangen vlees! De kinderen rond me schrikken. Sommigen reageren onthutst. "Dat van dat vlees zal ik niet vergeten, hoor!" zijn antwoorden nadien op de vraag wat ze zullen onthouden van de tentoonstelling. We stappen verder naar volgende in het oog springende kunstwerk "het paard", wiens hoofd bestaat uit steeds kleiner wordende en achter elkaar gespieste porseleinen borden. De buik is een precieze, op een tafel gestapelde hoop van glazen bokalen met voedingswaren in. Aaneengerijgde messen, vorken en lepels vormen de zwiepende staart. De tafelpoten staan op blikken.


Tegen de muren van de ruimte staan etalagekasten met ontzaglijk veel werken, groot en klein, vaak met veel detail. Van sommige zaken kunnen de kinderen hun ogen niet afhouden. "Een vlinderleefkamer, een tempel van skeletten, schelpjes schelpjes, een kruis van kruisjes" zijn enkele van de namen die zij geven aan de werken. In de volgende kamer worden de werken groot tot zeer groot. Ze zijn vaak samengesteld uit vele kleine en grotere voorwerpen, oud en nieuw, van metaal of uit plastic of hout. Alleen of in voorwerpengroepjes maken ze steeds deel uit van een groter geheel. 


De betekenis van het groter geheel, de assemblage reikt vaak verder dan de oorspronkelijke betekenis of functie van de voorwerpen waaruit het is samengesteld. Het werk gaat op zich leven en vormt een nieuw gegeven dat zelf betekenis kan geven. Het wordt iets magisch... Patrick van Caeckenbergh bezit de kunst van het tot leven wekken van een wereld die verband houdt met iets sprookjesachtig en tegelijk iets kennend voorstelt. Dit doet hij via zijn collages, sculpturen, tekeningen, maquettes,... Soms is het moeilijk het gevoel te beschrijven dat je als kijker ervaart bij het opnemen van zijn kunstwerken. Ze spreken de kijker aan. De hoeveelheid aan details dwingt je vaak om letterlijk stil te staan. Door de soms vreemde combinaties van details en voorwerpen creëert hij een roetsjbaan voor je gedachten. Zijn werk is inspirerend voor groot en klein.


Hoewel Patrick van Caeckenbergh in tegenstelling tot Dirk Braeckman, via zijn werken wel een soort verhaal vertelt, blijft de surrealistische insteek van zijn werk een wipplank voor gedachten. De openheid zit hier in de inspiratie, de aanzet tot nieuwe gedachten die je opdoet door de confrontatie van ideeën in zijn werk en door zijn werk. 
Van belang voor mijn ontwerp voor Genk lijkt me het idee dat de confrontatie met jezelf door de ander (het kunstwerk) via een ervaren leegte of opgedane inspiratie je tevens kan samenbrengen met de ander (het kunstwerk, de kunstenaar, een andere kunstkijker, een ander mens). Bij beide tentoonstellingen gaan mensen elkaar bevragen naar de andere zijn idee. Vragen net omdat er een leegte gevoeld is en men nieuwsgierig is naar wat daarmee gedaan wordt en hoe daarover gedacht wordt. Vragen omdat de hoeveelheid aan indrukken misschien teveel is of zoveel oproept dat het bijna dwingend lijkt om dat te delen. Van alleen reizen in je hoofd, naar samen reizen al pratend of werkend.