"Zichtbaar maken wat onzichtbaar lijkt."
De bovenstaande uitspraak lijkt ondertussen mijn lijfspreuk te worden en was een van de eerste zinnen van het gesprek dat ik had met kunstenaar Peter Van Eyck 28 februari in het STUK, Leuven. Frappant hoe gedachten van Stengers, Van Eyck en Leysen samenkomen in een erg interessant gesprek over het tot stand komen van kunst en hoe dit relateert met mijn ontwerp voor Genk.
In zijn artistiek werk probeert Van Eyck sporen van mensen zichtbaar te maken voor de wereld. Zo zijn bijvoorbeeld zijn "Wandeletsen" pure weergaves van sporen van wandelaars op hun reis. Op zeer veel verscheidene manieren creëerde Van Eyck reeds werken die elk op hun manier de bedoeling hebben een stukje werkelijkheid te tonen. Vaak verwerkt de kunstenaar zelfs zijn lijfelijke ervaring met die werkelijkheid. Het resultaat is vaak verrassend. Stengers haar idee over de idioot die onze gedachten doet vertragen door zijn aanwezigheid en zijn zijn, waardoor we misschien beseffen dat het anders is dan wij gedacht hadden, zit voortdurend verweven in heel het gesprek. De vraagbreuk, de gedachtenonderbreking belichaamd door de idioot, kan snel weer dichtgaan. Dan hollen mensen weer verder in hun hectische, vaak geïmmuniseerde leven. Van Eyck wil in zijn werk, "poortjes" laten om die vraagbreuk net open te houden. Een treffende overeenkomst met Stengers en mijn voorgaande blogberichten over "Kunst doet reizen in je hoofd", "Walking, e-ducating the gaze en Genk", "Hoed u voor mensen die iets zeker weten" en "Wat is dat eigenlijk, buiten komen?". (Interessant om op te merken is dat Van Eyck ook enkele kunstwerken gemaakt heeft waar die poortjes behoorlijk klein blijken. Het gaat dan bijvoorbeeld over sommige werken uit "Bolleke Pijl Rally" waarbij hij een traject al volledig uitgestippeld heeft en dit op een schematische manier toont. Het idee is een afgebakend geheel, het is gesloten.)
Van Eyck heeft onder meer een passie voor rechte lijnen en ervaart hoe moeilijk het is voor die lijnen hun rechte status te behouden. Het is tegen deze achtergrond dat onder meer de werken Paris Rallye en de terminuswandelingen geplaatst kunnen worden. Van Eyck wilde in Parijs een doorsnede (een rechte lijn dus) van de stad bewandelen: stappen van de ene kant van Parijs naar de andere kant, via het middelpunt - de bronzen ster in het plein voor de Notre-Dame: het "point zéro". Wat blijkt? Dit gaat niet, hij is genoodzaakt allerlei straatjes te nemen om zijn doorsnedeweg te stappen. Het werk Paris Rallye toont deze afgelegde weg in Parijs. De terminuswandelingen zijn ontstaan vanuit de idee de bestaande trajecten helemaal af te leggen en te kijken welk spoor zij trekken door de stad, van beginhalte tot aan de terminus, de laatste halte. De laatste? Dit is een onderwerp dat Van Eyck in vraag stelt. Is er zoiets als een laatste halte? En zo ja, welke dan? In zijn vele werken over de terminuswandelingen brengt de kunstenaar deze vraag tot leven door de eindhalte te verbinden met de beginhalte. Het traject, dat normaal een begin en een einde heeft (zie ook het werk Paris Rallye), hoeft nu nooit te stoppen.
Paris Rallye
Paris Rallye
Paris Terminus I copy
Deze werken vertonen gelijkenissen met wat de Certeau in zijn tektst Walking stelt als hij als uitgangspunt voor het analyseren van de stad de wandelaar neemt: door het lopen door de stad wordt deze als plek en ruimte gerealiseerd.
Het is interessant op te merken dat Van Eyck werken heeft gemaakt waarin hij rechte lijnen en de ervaring van het vliegen combineert. Deze werken vielen mij op omdat ze een nuance brengen in wat Masschelein articuleert in zijn tekst "E-ducating the gaze and inviting to go walking". De auteur stelt het wandelen (of bijvoorbeeld het kopiëren van een tekst) en het vliegen (of bijvoorbeeld het lezen van een tekst) tegenover elkaar als het neerkomt op het voelen van de kracht van de weg, de ervaring ter plaatse opdoen. Als je wandelt, kan je jezelf overleveren aan wat komt, stel je jezelf bloot, waardoor je eigen blik verplaatst kan worden en een werkelijkheidservaring kan ondergaan. Je hebt de mogelijkheid aandachtig te worden en een kritische afstand te verkrijgen. Het vliegen daarentegen biedt niet de mogelijkheid de kracht van de weg te voelen, je kan je niet onderwerpen aan de ervaring van het wandelen. De kennis die je opdoet is interpretatief, je kijkt enkel. (De Certeau stelt in zijn tekst "Walking in the city" iets gelijkaardig. Vanuit de hoogte kijken naar beneden is de wereld "lezen". Voor hem staat een stadspanorama gelijk aan theoretische schijn: het is een beeld met bestaansvoorwaarden vergetelheid en misverstaan van processen.) Het is nu net op die laatste punten dat het onderstaande werk triggert: het toont de ervaring van het vliegen door het lichaam van de kunstenaar. Hij wilde tijdens het traject in het vliegtuig een rechte lijn tekenen, maar de trillingen, bewegingen, de ervaring zelf van het vliegen dwong de pen in zijn hand in andere bochten. Het resultaat is hieronder te bekijken. Het verloop van de vlucht - het opstijgen, vliegen en landen - is duidelijk te herkennen. Als het gaat om de kracht van de weg te ervaren, kan vliegen dat inderdaad niet bieden. Maar het vliegen zelf kan wel als werkelijke ervaring gevoeld en ondergaan worden, op voorwaarde dat je zonder bepaalde intentie aanwezig bent en aandachtig kan wachten. Dat is een opmerkelijke nuance.
Flight AZ718Y
Het verschil tussen verscheidene werken van Van Eyck en mijn ontwerp is dat ik geen gebruik zal maken van de artistieke vrijheid als het neerkomt op het tonen van de werkelijkheid. Ik wil dat stukje dat ik zichtbaar wil maken, houden hoe het zich toont aan mij, zo puur mogelijk, zodanig dat de kijker zich een zuiver beeld kan vormen van hoe het "echt" was op het moment van observatie en opname. Ik wil een stukje puur Genk tot leven brengen.
Op het einde van het gesprek kwam het onderwerp "de vertakkingen van het busleven en de busgemeenschap" aan de orde. Peter Van Eyck wees op het feit dat de ervaring van de mensen op de bus niet stopt bij het in de bus zitten. Wanneer mensen naar buiten kijken, kan iets dat zich buiten de bus bevindt als het ware "in" de bus komen via het kijken van de mensen op de bus. Zij kunnen daardoor ineens aan iets gaan denken of over iets gaan praten. Omgekeerd kan dat ook. Mensen buiten de bus kunnen, bij het voorbij komen van de bus, in de bus kijken, ook al is dat soms slecht een vluchtige kijk. Toch kan dat moment een aanzet geven tot iets nieuw.
Ik vind dit laatste een erg belangrijk gegeven en wil dit zeker in mijn ontwerp verwerken. Zoals Esposito het heeft over het niet afbakenen van groepen, het niet sluiten of definiëren wil je tot de munus geraken, zo wil ik de busgemeenschap niet sluitend maken door ze af te bakenen als "de mensen op de bus of de mensen die de bus gaan nemen". Neen, ik wil ook hierin een openheid bewaren en de "vertakkingen" van het busleven en de busgemeenschap laten leven zoals ze zijn en komen. De bus als volkshuis is voor mij geen bewegende rechthoek (met dus welbepaalde grenzen) op wielen. Het is een bewegend volkshuis waarvan de doorkijkmuren niet de grenzen zijn, maar slechts een materiële vorm.
In heel de conversatie komen de onderwerpen "sporen zichtbaar maken, trajecten afleggen, wandelen, vliegen, rijden, hoe een werkelijkheidssnede tot leven brengen, invulling van de toner" (de kunstenaar-de pedagoge) enzovoort voortdurend aan bod. Dit was voor mij een erg boeiende ervaring en ik neem er enorm veel uit mee voor de verdere invulling van mijn ontwerp voor Genk.
Met dank aan Peter Van Eyck voor zijn tijd en enthousiasme!