Van onderzoeksproces tot ontwerp.
Om te komen tot het ontwerp van
de magneetzweefbus heb ik verschillende stappen gezet.
De werkweek rond de reeks The
Wire heeft de idee rond de experimentele ruimte vorm gegeven.
Daar waar er plaats komt voor misschien een heel nieuw idee, omdat alle tot dan
toe mogelijke oplossingen geen antwoord konden bieden en dus een leegte
veroorzaken. Het betreft een zoektocht naar een ander soort vraag, een andere
ingesteldheid. Tracht eens te kijken met een andere blik, ‘soft eyes’, zo werd het
in de serie genoemd. Dit heb ik in mijn ontwerp gedaan door het denken rond
gemeenschap vanuit een heel andere hoek te benaderen en dit zoveel mogelijk in
de concrete vorm en inhoud van mijn nieuw volkshuis ‘de bus’ te verwerken.
Het reflecteren over mijn fietstocht
in Genk, maakte me bewust van het feit dat Genk heel anders
overkwam dan het onder meer door Jef Lingier geschetste beeld. Ik heb dan ook een
eerste stap gezet naar het schrijven vanuit een andere blik dan
die van jezelf. Opnieuw de ‘soft eyes’. Bovendien was ondertussen duidelijk dat
je, indien je een echt beeld uit de werkelijkheid wil verkrijgen, je zelf naar
de plaats waar je het over hebt, moet gaan. De beleving zelf, is ook afhankelijk
van de manier van je voortbewegen. Ik fietste, soms
sneller en soms trager (mijn rem was kapot gesprongen) en zag meer details,
beleefde meer van Genk wanneer het trager ging.
Door de bespreking over het
veldwerk in Genk, het bezoek aan het Amsab, de Vooruit en
het museum Dr. Guislain in Gent en verscheidene seminaries (van
verschillende
opleidingsonderdelen, zoals Thema’s en Kwesties in de sociale en
culturele pedagogiek, later ook Pedagogisch Erfgoed en natuurlijk Labo zelf) ben
ik een hele tijd bezig geweest met het thema ‘buiten komen’ en ‘grenzen
overstijgen’. Ik heb dit onderwerp in de diepte uitgewerkt en ben tot
verscheidene constataties gekomen die me enorm hebben geholpen bij het vorm
geven van mijn uiteindelijk ontwerp. Ik denk dan bijvoorbeeld aan hetgeen mensen letterlijk uit hun huizen kan halen
en ze kan samenbrengen, maar ook figuurlijk wat hen kan bewegen om uit zichzelf
te komen en een stukje confrontatie met zichzelf aan te gaan via de ander. Cultuur,
kunst en dialoog spelen hierbij een
grote rol. Mijn notie rond gemeenschap werd vooral beïnvloed vanuit teksten van
Esposito, Rancière, Stengers, Masschelein, Ten Kate, Vandenabeele en Reyskens.
Ik kon dit rechtstreeks verbinden met mijn ideeën over ‘grenzen overstijgen’.
Vanaf het moment dat dit beeld
rond buitenkomen, grenzen overstijgen en gemeenschap voor mij duidelijk was,
zag ik overal rond mij verschillende zaken die me over deze
kwestie steeds verder deden nadenken. Uit elks haalde ik een stukje dat
belangrijk was voor de verdere vormgeving van mijn ontwerp. Ook gesprekken over
deze activiteiten en de ideeën die ik eruit haalde, hielpen mij telkens een
stukje verder. Ik las een aantal boeken (de Botton, Kaplan), bezocht
verschillende tentoonstellingen (Dirk Braeckman, Patrick Van Caeckenbergh,
Stanley Kubrick) en lezingen (Koen Vanmechelen met zijn ‘Cosmopolitan Chicken
Project’, Sophia New & Daniel Belasco Rogers met ‘Narrating our lines’) en
betrok de ervaring uit mijn klaspraktijk van elf jaar bij de ideeën van mensen
doen ‘buiten komen’ en iets tot leven wekken via een habitat waarbinnen een
bepaalde werkelijkheid zich kan tonen. Dit laatste was ook onder meer naar
aanleiding van de ‘idioot’ van Stengers, die mensen doet vertragen in hun
denken om duidelijk te maken dat er misschien nog iets anders is dan ze meenden
te denken. Van de bekeken televisiereportages haalde ik het meeste uit de
reportage over Norman Foster, een Brits hedendaags en zeer invloedrijk
architect, die in zijn ontwerpen visionaire ideeën nastreeft om de kwaliteit
van het menselijk leven te verbeteren.
De filmen van Pedro
Costa zorgden samen met de tekst van Masschelein over het
ontsluiten van de werkelijkheid, voor het besef dat het tonen ‘wat is’ op zich al
waarde heeft. Je hoeft niet nog iets extra toe te voegen aan wat tot jou komt.
Dat was een belangrijk punt voor de verdere vorming van mijn ontwerp.
Ondertussen ben ik, na een
gesprek met Wim Cuyvers, beginnen experimenteren met de kaart van Genk.
Ik verbond op de kaart punten van bushokken lukraak met elkaar. Ik verkreeg de
tekening van een ‘beest’. Hoewel dit beest me op een zijspoor bracht, was de idee
van verbinding en trajecten geboren. Hier ben ik verder op doorgegaan.
Omdat ik ‘verbinding’ en ‘trajecten’ aan Genk wilde koppelen, kwam ik uit bij
de bestaande busverbindingen.
Ik ben gaan spreken met Tim
Knapen, grafisch ontwerper in Antwerpen, en Peter Van Eyck, kunstenaar
in Leuven. Ik wilde via deze gesprekken meer duidelijkheid over wat ik precies
in de bussen in Genk zou doen en hoe ik de resultaten zou kunnen verwerken. Tim Knapen heeft ervaring met driedimensionaal presenteren van een ontwerp. Aanvankelijk was dat de reden van mijn vraag tot dialoog. Ik wilde mijn uiteindelijk ontwerp in 3D, als een hologram, voorstellen. Het
gesprek met hem deed me echter lang stilstaan bij mijn rol als onderzoeker. Peter Van Eyck had ik gecontacteerd omdat hij al jaren bezig is met werken rond sporen en trajecten van mensen. De
dialoog met deze kunstenaar bracht meer zicht op het artistiek-pedagogisch aspect
van mijn onderzoek op de bussen. Hij gaf eerst uitvoerig uitleg over het tot stand komen van zijn werk. Daarna hebben we mijn onderzoek op de bussen in Genk onder de loep genomen.
Begin maart heb ik twee
volle dagen op alle lijnbussen van stad Genk doorgebracht. Tijdens de
ritten nam ik het geluid op, maakte ik foto’s en noteerde vanuit een
observatorrol alles wat ik kon. (Dat is niet altijd even makkelijk op een
hobbelige of heen en weer zwierende rit.) Het is vooral tijdens die
gebeurtenissen dat mijn ontwerp, dat tot dan nog steeds vrij abstract bleef,
heel concreet werd. Deze concretisering zal ik verder
toelichten wanneer ik het ontwerp zelf voorstel. Een verslag van alle ritten
met bijhorende reflectie is terug te vinden op mijn blog onder de titel
‘Lijnend Genk!’ met daarachter het nummer van het bustraject.
Het laatste, maar erg belangrijke
element over de bestuurderloze bus, voegde ik toe aan mijn ideeën na een observatie
van een buschauffeur in Leuven. Door dit laatste stukje reflectie was ik in
staat om het basisidee over ‘buiten komen’, ‘grenzen overstijgen’ en ‘de
gemeenschap anders bekeken’ te verbinden aan mijn concreet ontwerp, de
magneetzweefbus als volkshuis. Bovendien werd duidelijk dat deze technologie ook antwoord zou kunnen bieden op een aantal problemen die ik had ondervonden tijdens de busritten in Genk. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het lawaai van de motor en het soms erge geschommel en getril tijdens een traject.