Zoeken in deze blog

maandag 20 augustus 2012

Een toekomstgericht ontwerp voor Genk!


‘Hoe zou je een volkshuis/volkshogeschool vandaag de dag vorm en inhoud kunnen geven, zodat het vandaag maatschappelijk relevant kan worden?’ Dat was de hamvraag in het begin van dit academiejaar. Van Dale geeft als betekenis voor relevant ‘ter zake dienend’ en ‘van betekenis zijn’. Het volkshuis zou dan ‘de zaak’ moeten ‘dienen’. Het zou met andere woorden een doel moeten hebben, anders kan niet gezegd worden ‘dat het gediend heeft’ of dat het ‘relevant’ was. Maar wie bepaalt uiteindelijk wanneer het relevant is? Wie bepaalt wanneer het zijn doel bereikt heeft? Wie is hier diegene die oordeelt en beslist? Wie zegt te weten wat precies relevant is of zal zijn voor de zaak, het volk, de maatschappij? Vanuit deze bemerking schakel ik over naar mijn ontwerp, waarin mijn eigentijds volkshuis net géén mensen huisvest die menen te weten hoe het moet, waartoe het huis moet dienen en welk doel het heeft. Integendeel. Mijn ontwerp wordt theoretisch onderbouwd vanuit een heel andere gedachte over gemeenschap, gearticuleerd door auteurs als Esposito, Ten Kate, Masschelein, Rancière, Vandenabeele en Reyskens. Het gaat om een volkshuis met een niet-definieerbare gemeenschap waar het niet draait om het eigene van de mensen, maar wel om wat er tussen de mensen gebeurt, om dialoog en blootstelling. 

Mijn voorgesteld volkshuis probeert dan ook te breken met dat traditioneel doelgericht werken met en voor het ‘volk’. Het volk is niet meer een bepaalde doelgroep. Het staat daar los van. De ‘bus’ als volkshogeschool is ook geen bus meer met louter functioneel gebruik, om zich te verplaatsen van punt A naar punt B. Het is een bus die kan genomen worden om een toer te doen, om de vrije tijd in te vullen. Maar evengoed kunnen er toch verplaatsingen van punt A naar punt B mee gedaan worden. Met welk idee de mensen ook op de ontwerpbus stappen, het gaat dan nog niet over een bepaald doel bereiken. De ontwerpbus is doelloos. Het zou mooi zijn als mensen zichzelf en anderen ontmoeten op de bus, tijdens het reizen, maar als dat niet zo blijkt, is dat gewoon zo. Het is niet de bedoeling mensen op te leggen wat ze moeten doen, zoals bijvoorbeeld bij goed bedoelde educatieve of emanciperende intiatieven. Het is dus ook niet de bedoeling dat mensen zichzelf of een ander moeten ontmoeten. De bus als volkshogeschool is een aanbod, een ruimte waar de deuren openstaan voor iedereen, maar het binnengaan - of het 'buiten komen' moet je als mens zelf doen. Tot op zekere hoogte functioneren bussen van het gewone openbare vervoer ook als ontmoetingsplaatsen. Toch ligt de nadruk en het uiteindelijke doel op het zich verplaatsen. De functie van schoolbussen, zwembussen, schoolreisbussen en dergelijke is gelijkaardig. Hoewel leerlingen een ontmoeten kunnen ervaren op de bus zelf, ligt het doel op de verplaatsing en gaat het niet over het gebeuren in de bus zelf. (Als dat wel zo is, dan is het busgebeuren slechts een deeltje van het totaalgebeuren, denk aan schoolreizen.) Toch zijn er ook bussen waar het doel ligt in het gebeuren op de bus. Het zijn die bussen die speciaal zijn ingericht met het oog op een educatieve praktijk. Voorbeelden hiervan zijn bibliobussen, fitbussen, medische bussen enzovoort. Deze bussen vervoeren geen mensen van A naar B, maar rijden met hun (educatieve) inhoud naar een bepaalde plaats, waar mensen dan worden uitgenodigd om in de bus te stappen en te ontdekken wat er te ontdekken valt. Terwijl de mensen in de bus zijn, rijdt deze niet verder. Dit soort bussen heeft als doel een praktijk zelf dichter naar de mensen te brengen, zodat zij zich hiervoor niet moeten verplaatsen. In een bibliobus kunnen mensen een boek ontlenen of wat lezen in de bus. In een medische bus kunnen mensen een medische test laten uitvoeren, in een fitbus ontdekken ze hoe het gesteld is met de conditie. Het grote verschil met mijn ontwerpbus is dat deze bussen specifiek doelgericht zijn, zeker naar de educatieve praktijk die ze in zich dragen en vaak ook naar het publiek dat ze willen ontvangen. 
Eigen aan mijn ontwerp van de magneetzweefbus is dat hij geen menselijke bestuurder heeft. Dit in tegenstelling tot de chauffeurs van de hierboven beschreven bussen, die weten waar ze naartoe moeten, welk traject daarvoor gevolgd moet worden en welke het na te streven einddoel is. Anders dan de gekende traditie van volkshogescholen, die in de concrete context van een sociale kwestie vanuit de idee van emancipatie en verlichting allerlei educatieve initiatieven opzetten voor het ‘volk’, wil de magneetzweefbus een dynamische ruimte zijn voor en door alle mensen die op- en afstappen, groot en klein, oud en jong. Het is niet de bedoeling socio-cultureel vormingswerk te bewerkstelligen dat gericht is naar een welbepaalde doelgroep. In dat opzicht zal de bus eerder ‘doelloos’ rondzweven in Genk. Er is geen leider, geen teacher, geen vormer, geen stuurder, geen bestuurder, geen onmiddellijk doel. Hier draait het immers niet om. Het gaat om de reis zelf, om het samen ‘op reis’ zijn, waarbij men in een andere wereld dan de eigen gekende zou kunnen terechtkomen.

De bus zal zijn eigen grenzen voorbij gaan. Hij wordt uit zijn traditionele rol van ‘vervoermiddel van passagiers’ getild en vormt de belichaming van de ruimte waarbinnen mensen kunnen ‘buiten komen’. Een letterlijk uit hun huis komen en een figuurlijk buiten zichzelf komen, uit het eigen standpunt of (voor)oordeel, over de eigen grenzen heen. In de bus worden de mensen niet meer beschouwd als passagiers of welke gedefinieerde groep dan ook. Zij krijgen echter de kans om samen ervaringen op te doen. Deze bus probeert een experimentele ruimte te openen waarin onduidelijke menselijke verhoudingen mogen bestaan. Men is samen, maar niet hetzelfde. Men is onbepaald.

De gemeenschap in deze bus heeft dus niets meer te maken met de gekende manier van gemeenschap vormen vanuit een bepaalde identiteit, zoals dat ook het geval was in de traditionele volkshogescholen. Het gaat erom de gemeenschap in de bus te denken vanuit de idee te (durven) verschijnen aan de ander, te ervaren wat is en wat gebeurt op de bus. Mensen kunnen een onderbreking van hun eigen zijn ervaren als ze zichzelf blootstellen aan de ander of aan de situatie. Openheid en betrokkenheid tussen mensen via dialoog en samen-zijn tijdens hun verblijf op de magneetzweefbus zijn belangrijke elementen. Het handelt om het zich niet afsluiten van elkaar, om wat er plaatsvindt tussen de mensen. Ook stiltes en momenten van wachten kunnen betrokkenheid bij een bepaalde situatie verhogen. Deze worden dus ook naar waarde geschat in dit ontwerp. Zoals reeds vermeld is het niet zo mensen iets te willen opleggen. Als men ervoor kiest zich niet open te stellen, dan is dat ook een werkelijkheid. Dit volkshuis wil de mensen tijd geven om tijd te nemen de confrontatie met zichzelf door de ander aan te gaan. De ander als een onbepaald iets: een idee, een ding, een gebeurtenis, zelfs een niets. Afwezigheid is in staat aanwezigheid af te dwingen. Het kan de gedachten, de betrokkenheid focussen op wat misschien komen zal. Ervaren leegte of net inspiratie door blootstelling kan kloppen aan het eigen zijnsdeurtje. De bus moet steeds iets verrassend of onvoorspelbaar laten. Mensen met verschillende sociale en culturele achtergronden kunnen elkaar zeker met verrassende of onvoorspelbare elementen confronteren. 

De bus wil proberen tegemoet te komen aan bovenstaande ideeën door naast de ruimte aan te bieden waar mensen kunnen vertoeven, ook mogelijkheden tot ontmoeting en dialoog te creëren.  De concrete ingrepen in de ruimte van de bus zouden daarbij kunnen helpen. Sommige ingrepen kunnen luxueus lijken, maar hebben wel degelijk een onderbouwde bestaansrede. 
De buitenkant van de bus wordt eerst beschreven. Daarna volgt de binnenkant. Als laatste vermeld ik het traject.

Dat de magneetzweefbus zweeft is een technologisch hoogstandje, waarbij het technologisch aspect de dag van vandaag nog niet praktisch en financieel uitvoerbaar is. Waarom het dan toch voorstellen in mijn ontwerp? Zoals reeds gezegd is het bestuurderloze het doorslaggevend element hier. Bovendien produceert deze technologie niet het gebruikelijk motorlawaai van de gewone bus en reduceert het hortende bewegingen tijdens het traject. Tijdens mijn busritten in Genk was het vaak zo dat de drukke busbewegingen mensen stoorden in hun gesprekken. Ze moesten hun aandacht vestigen op het zich vasthouden. Vooral bij oudere mensen was dit het geval. Het lawaai van de motor, van de remmen of van trillende leuningen kon ook voor mij echt storend zijn. Sommige mensen stopten ook gewoon met praten als het lawaai heel erg aanwezig was.

De bus zelf heeft meer doorzichtige elementen. Dit om het dynamisch aspect te verhogen, het busleven aan de buitenwereld wat meer te laten verschijnen en omgekeerd, de buitenwereld meer binnen te halen. Ook hier wil het kader van de materiële bus geen afbakening zijn, maar net een ‘doorlaten’, een ‘openstellen’. Het leven op de bus kan meer door de materiële grenzen heen groeien. Omgekeerd kan het leven buiten de bus een aanleiding zijn voor gesprekken op de bus. Zo was er tijdens een van mijn ritten een voorval met een hond. Tijdens een rit moest de chauffeur erg plots remmen. Iedereen vloog naar voor. Er bleek een hond zonder leiband voor de bus te lopen. De chauffeur opende onmiddellijk de voorste deur om iets kwaad te roepen naar de man buiten, die wat verder onder een boom stond met een ‘lege’ leiband in de hand. Wij, de mensen op de bus, konden eerst niet goed volgen. Iedereen keek om zich heen. Toen hoorden we het geblaf van de hond. Die kwam ook naast de bus gelopen. Toen we weer verder reden, was dat voorval nog onderwerp van gesprek bij sommige mensen. Als de bus in zijn zijkant een doorzichtig element zou gehad hebben, hadden we met z’n allen de hond en de man beter kunnen zien. Op die manier had deze situatie zich nog meer ‘in’ de bus bevonden. Mijn ontwerp wil zulke (gewone en minder gewone) situaties buiten de bus dus meer binnenhalen en zo het leven op de bus zelf versterken. Om het doorzicht maximale kansen te geven, zal geen enkel raam met stickers beplakt mogen worden. Alleen op plaatsen aan de buitenkant van de bus waar het het zicht niet stoort, mag beplakking verschijnen. Geen commerciële reclame. Dit ontwerp wil zich onthouden van het doelgericht denken, ook economisch. In Genk, maar ook in andere steden en gemeenten, rijden de lijnbussen vaak rond met grote stickers. Heel vaak commercieel gericht en steeds vaker ook op de ruiten. Vooral de achterruit van de bus is vaak beplakt. Wanneer ik achteraan in de bus zat en er op die achterste ruit een sticker plakte, deed dat niet alleen afbreuk aan zicht, maar ook aan licht. In de sticker zitten kleine gaatjes, maar de achterkant (die jij ziet als je in de bus zit) is donkergrijs en zorgt voor een doffe sfeer. Meer door-zicht, meer raam haalt ook meer licht in huis. Om extreme hitte te vermijden zal er van speciale beglazing gebruik worden gemaakt. Moderne glasisolatietechieken kunnen vandaag de dag hier al een antwoord op bieden. 

Iedereen moet de bus makkelijk en gratis kunnen betreden. Brede toegangsdeuren en een lage drempel zorgen ervoor dat mensen met kinderwagens, rolstoelgebruikers of mensen die moeilijker te been zijn, makkelijker binnen en buiten kunnen. Er zullen daarom ook geen treden bij de toegangsdeuren zijn. Het was toch een aantal keren zo in Genk dat oudere mensen moeite hadden bij het opstappen of het verlaten van de bus. Gelukkig waren de chauffeurs wel vriendelijk genoeg om geduldig te wachten. Moeders met koetsen hadden het ook niet altijd makkelijk om de bus te betreden, hoewel de brede deuren in het midden van de bus al hielpen. Als de magneetzweefbus werkelijkheid zou kunnen worden, dan worden de op- en uitstapplaatsen op gelijke hoogte met de vloer van de bus gemaakt.

De zitbanken worden niet achter elkaar, maar meer naar elkaar toe geplaatst. Van bovenuit bekeken staan ze zijdelings tegen de rijrichting in, in halve ovalen aan weerszijden van het middenpad. Dat pad zal een meer open vorm krijgen. De focus ligt op ontmoeting tussen mensen, waarbij vermeld moet worden dat mensen vrij zijn om hierop in te gaan of niet. Omdat de zitbanken deze opstelling hebben, kan dat de indruk wekken te moeten converseren met iedereen (ook de mensen aan de overkant van het middenpad). Van moeten is geen sprake en van iedereen ook niet. Als men zou praten met alleen de buurman of -vrouw, dan zou dat al tof zijn. Deze opstelling is louter de materiële concretisering van de idee tot ontmoeting. De stoelen zullen een lichte draaimogelijkheid krijgen, zodat mensen zich gemakkelijker naar elkaar toe kunnen bewegen tijdens gesprekken of zodat ze zich kunnen wegdraaien als ze daar behoefte toe zouden voelen. Ook is er een kleine helling naar boven aan de zijkanten van de bus. Overdreven gezegd: het middenstuk ligt ‘beneden’, de half ovaal geplaatste zitbanken gaan per ovaalrij naar ‘boven’. Het plafond van de bus mag zeker niet te laag zijn, zodat men geen benauwd gevoel krijgt. De zetels zelf moeten aangenaam zitten, zodat dat alvast niemand ervan weerhoudt de bus nog eens te nemen. Op de lijnbussen in Genk stonden de meeste zitbanken achter elkaar, telkens in rijtjes van twee zetels naast het middenpad. Helemaal achteraan in de bus staan er wel meerdere zetels naast elkaar. In een enkele bus waren sommige zitbanken vooraan naar elkaar toe geplaatst. Jonge moeders gingen daar zitten, alsook meestal oudere mensen. Zij hielden gesprekken. Heel veel mensen gingen achter elkaar op volledig lege zitbanken zitten, vaak zelfs geschrankt. Zelfs als er veel volk op de bus was, kon je niet zoveel zien in de bus omdat je zicht beperkt was door de plaatsing van de zitbanken. Je moest of naar voor kijken of een beetje naar buiten door het raam. Een enkeling keek echt rond in de bus. Sommige mensen praatten met elkaar over het middenpad heen. Verschillende keren bogen mensen hun hoofden naar elkaar toe tijdens het gesprek. Een aantal mensen deed dat niet en bleef vooruit kijken, terwijl ze iets zeiden tegen een ander. Een aantal keer begroetten oudere mannen andere mensen in de bus bij het uitstappen. Misschien hadden zij hen initieel niet zien zitten en deden ze dat pas bij het uitstappen omdat ze dan gemakkelijker en langer in de andere richting moesten kijken. De plaatsing van de zitbanken in mijn ontwerp wil de spontaniteit in zulke ontmoetingen, begroetingen en kleine gesprekjes ‘helpen’, door mensen een makkelijker zicht te geven. Bovendien kan deze opstelling het cultuuraanbod, dat hieronder besproken wordt, meer kansen geven om gezien en beleefd te worden.

Zintuiglijk zullen mensen af en toe geprikkeld worden via een aanbod cultuur: beeld, woord, geuren, muziek, proevertjes,… Cultuur en kunst kunnen je als mens letterlijk en figuurlijk doen buitenkomen, hebben de mogelijkheid confronterend te werken. (Het woord confrontatie hoeft hier trouwens geen negatieve bijklank te hebben. Het is bedoeld in de zin van ontmoeten, het tegenover elkaar stellen van gedachten of meningen zonder daarbij in de clinch te gaan met het andere.) Bovendien kunnen cultuur en kunst een rechtstreekse aanleiding zijn om de dialoog aan te gaan met elkaar. In Leuven zijn er bijvoorbeeld verschillende culturele initiatieven die mensen gratis (soms voor bepaalde deelactiviteiten een lage prijs betalend) kunnen bijwonen. Ik denk aan ‘Inktvis’, een boekenfestival voor kinderen, of ‘Rode Hond’, cultuurfestival voor de hele familie. ‘Leuven in Scène’ trakteert op een heel arsenaal aan activiteiten van circusacts, vuurspuwers, lichtkunstenaars en stunts tot theater, parades en fanfares. In heel Vlaanderen zijn zulke initiatieven te vinden. Het zou goed zijn als het stadsbestuur van Genk zou samenzitten met de cultuurcel en zou bekijken welke activiteiten op de bus gebracht zouden kunnen worden. Vuurspuwen is natuurlijk niet zo een veilig idee, maar activiteiten zoals poëzie brengen, bepaalde vormen van theater (poppentheater, figurentheater, fluotheater,…) neerzetten, liedjes zingen, muziek maken enzovoort, zouden kunnen georganiseerd worden. Misschien kan de stad op haar site een item voorzien waar mensen van overal kunnen op intekenen als ze op de magneetzweefbus willen komen ‘performen’. Het moet voor de mensen van de bus wel gratis blijven. Er zou ook een deel voorzien zijn waar ideeën mogen opgeschreven of ingestuurd worden. Scholen kunnen hier ook bij betrokken worden. Voorbeeld: “Maak met de klas, graad, school een gedicht of een lied. Stuur je inzending via de site van de stad binnen. De winnaar mag het op de magneetzweefbus komen voorbrengen!” Misschien kunnen buurten samenwerken om iets te brengen op de bus, zoals zelfgemaakte hapjes. In elk geval wordt er niets opgelegd aan de mensen om iets te maken of te doen. Uitnodigingen hiervoor kunnen verspreid worden via beschilderen van borden die in de wijken staan. Wijkcomités kunnen mee ingeschakeld worden om mensen te begeleiden die iets willen doen of om ruimte te voorzien om iets te maken. Kinderen kunnen bijvoorbeeld tekeningen of schilderijen maken rond een bepaald thema. Deze kunnen getoond worden op de bus. Er zijn zovele dingen te bedenken! Een pantomimespeler ergens op de bus, een periode waarin met geuren wordt geëxperimenteerd, een zwevende tentoonstelling,…. Als eerste initiatief zou de stad Genk een uitnodiging kunnen rondsturen voor het bedenken en uitwerken van een visueel ontwerp voor de buitenkant van de bus. Een tekening en slogan die Genk kenmerkt of wil voorstellen. Natuurlijk zijn er ook momenten dat de magneetzweefbus zonder bijkomend cultuuraanbod kan rondzweven. De mensen op de bus kunnen dan van de ‘rust’ genieten en zullen misschien uitkijken naar wat komt…

Heldere kleuren moeten ook zeker aanwezig zijn in de materialiteit van de bus. Het brengt een bepaalde sfeer die heel anders is dan het monotone grijze van de gekende bussen. In sommige lijnbussen zijn de stangen, waar je je aan kan vasthouden, reeds in geel geverfd. Deze kleine ingreep bezorgde mij alvast een veel vrolijker gevoel bij het binnenstappen van de bus. Dit idee wil ik ook in de magneetzweefbus. Toch zou ik nog meer kleur aanbrengen dan op de stangen alleen. Ik denk aan de kleur van de stof van de zitbanken, alsook het plafond en de zijwanden. Het licht dat zal binnenvallen door de grotere raampartijen, zal de aanwezige kleuren verder verlichten of anders tinten ’s morgens en ’s avonds, ook naar gelang het weer. Denk bijvoorbeeld aan een flauwe ochtendzon die slechts waterachtig licht brengt in de bus. Een felle avondzon kan een heel ander cachet geven. Een volledig kleurenpalet voor de uitwerking van de hele bus zou samen met een kleurenspecialist moeten bekeken worden. Het is niet de bedoeling een kleurenkakafonie te bereiken, maar wel een luchtige en opgewekte sfeer te creëren.  

Toestelletjes die mensen afsluiten van het gebeuren om zich heen, zijn minder graag geziene gasten! Ik denk bijvoorbeeld aan de ‘oortjes’ die mensen inhouden om, alleen, naar muziek te luisteren. Het gaat in deze bus om ontmoeting, niet om afzondering. Mensen met oortjes tijdens de busritten in Genk praatten niet met anderen. Ze hielden zich van het opstappen tot het afstappen afzijdig van anderen. Hoewel het duidelijk voor- en nadelen heeft inzake ontmoeting, is voor mij gsm-gebruik wel ok. De idee van de vertakkingen naar de buitenwereld zit hierachter. De beller is niet afgesloten van de wereld om hem heen, wel gedeeltelijk van de onmiddellijk nabije wereld, maar niet van het leven buiten de bus. Zoals reeds gezegd wil de bus haar ruimtelijke grens overstijgen. Communicatie met de wereld buiten de bus zou dus moeten kunnen. Bovendien bleek tijdens de busritten in Genk dat het gsm-gebruik voor aanleiding tot communicatie met anderen op de bus zorgde. Voorbeeld. Een man zijn gsm rinkelde, de man naast hem nam ook zijn gsm uit zijn zak, bekeek hem en moest hem terug wegstoppen omdat het niet de zijne was die rinkelde. Daarop bekeken de beide mannen elkaar en lachten. Hun ogen wisselden snel een blik van verstandhouding. Het gebeurt soms ook dat een gsm-gesprek zelf wordt ‘nabesproken’ met anderen op de bus. Dat deden enkele meisjes die in mijn buurt zaten. 

Het traject van dit zwevend volkshuis kan voorbij markten, evenementen, stukjes natuur, woonwijken, industrie, stukjes geschiedenis… gaan, kortom heel Genk doorkruisen. Het heeft dus iets van een kronkelige lusverbinding zonder begin noch einde. Het biedt de kans aan mensen uit heel Genk om de magneetzweefbus te nemen. Er moet wel vermeld worden dat het traject dat ik voorstel op de kaart van Genk slechts een voorbeeld is, zeker geen must. Het loopt langs het station, de Limburghal, het drukkere centrum, gaat via Domein Kattevennen naar Sledderlo, waar het recht door een wijk loopt. Vandaar gaat de reis verder via de Lousbeekstraat (ik vond dat zo een rustige en aangename straat toen ik zelf in Genk was) en de Zuiderring naar het industrieterrein in het zuiden van Genk. Daar zweeft de bus even naast het Albertkanaal, om dan via het natuurreservaat De Maten verder westwaarts te zweven richting het openluchtmuseum in Bokrijk. Vandaar gaat het verder richting Boxbergheide en Winterslag, waar er naast de Marokkaanse moskee zal doorgegaan worden. Via de Noordlaan en de Hermeslaan zweeft de bus verder naar het noorden van Genk. Dat stukje passeert opnieuw een industriegebied, Genk Noord en loopt door via de orthodoxe kerk naar Zwartberg. Even langs de Mijnkathedraal, dan via de Torenlaan in de verte het stedelijk vliegveld bekijken. Via een aantal woonstraten richting KRC Genk Goalmine gaan, daarna langs de Turkse moskee zweven om via de Onderwijslaan het Casino voorbij te gaan en richting het mijngebouw in Waterschei te toeren. Ondertussen zijn we Ziekenhuis Oost-Limburg voorbijgegaan. Het traject loopt verder langs Horensbergdam. Mensen die willen gaan karten, kunnen er afstappen. Via de Reinpadstraat toert de bus verder naar de Collegelaan. Daar kunnen misschien jongeren de magneetzweefbus nemen. Via de Emiel Van Dorenlaan passeert de bus het sportcentrum. Dan maakt het traject een bocht richting C-Mine. (Dit imposant stukje geschiedenis en cultuur mocht zeker niet ontbreken, vond ik.) Via de Hoefstadstraat en wat later de Winterslagstraat gaat het opnieuw zuidwaarts richting station. Daar kan het traject ‘opnieuw’ starten. Er zijn nog tal van andere mogelijkheden. Bij elke mogelijkheid zouden specifieke Genkse elementen moeten betrokken worden, geschiedkundig, sociaal, cultureel enzovoort. Deze bus is er voor Genk! Een bemerking nog. Er is nog onvoldoende onderzoek gebeurd naar de mogelijke impact van zo een infrastructurele verandering in de omgeving (gesteld dat de magneetzweefbus technisch werkelijkheid zou kunnen worden). Ik kan me voorstellen dat er, hoe het traject nu loopt, misschien protest van buurtbewoners zou kunnen ontstaan op plaatsen waar de bus langs zweeft. Misschien mogen bepaalde groene trajecten ook niet helemaal genomen worden,… Dit aspect zou dan absoluut verder uitgewerkt moeten worden. Een laatste opmerking bij het traject is het bochtige. In realiteit zou dat een minpunt vormen voor de technische onderbouw van het voertuig, gesteld dat andere technologische problemen zoals snelheid en aandrijving al opgelost zouden zijn. Ik moet hier toch opnieuw vermelden dat mijn magneetzweefbus zich situeert in een experimenteel kader.

De kwestie van veiligheid is zeker een onderwerp om ook bij stil te staan. Op mijn blog heb ik daar een kort artikel over gepost. Als mensen zich niet veilig voelen, zullen ze waarschijnlijk minder geneigd zijn de bus te nemen. Ik heb op het veiligheidsvraagstuk niet onmiddellijk een antwoord klaar. Voorvallen in Brussel tonen ook aan dat dit geen gemakkelijk aan te pakken probleem blijkt. Een chauffeur die geregeld de lijn naar Zwartberg aflegt, vertelde dat er op die lijn al wel eens ‘dingen waren gebeurd’. Toen ik verder vroeg, zei hij dat het ging om duwen en trekken en grof taalgebruik. Het was bij hem nog nooit echt uit de hand gelopen. Ik zou durven voorstellen de magneetzweefbus te laten zweven en er niet vanuit te gaan dat er zich geweld zal voordoen. In de diepte zou daarover zeker nog moeten worden nagedacht en een veiligheidsplan moeten worden uitgewerkt.

Dit ontwerp wil de alledaagse vluchtigheid van het menselijk bestaan doorbreken, het denken van de mensen doen vertragen en hen laten stilstaan bij wat gebeurt en gezegd wordt. De menselijke nabijheid kan onder meer door de plaatsing van de zitbanken confronterend werken. Moeilijkheden kunnen ontstaan, maar bieden tegelijk de kans om de eigen grens over te steken, om te ontdekken. Het is een pedagogisch ontwerp, gestoeld op een arme pedagogie. Er is geen doel of einde, er zijn geen opgelegde wetten of tussenkomsten, het is niet de bedoeling de mensen iets te leren. Wel wil het ontwerp de mensen de kans bieden zichzelf bloot te stellen en weg te durven stappen van hun eigen blik. Het geeft daartoe bepaalde middelen, zoals het culturele aanbod en de andere plaatsing van de zitbanken. Hopelijk kan het de aandacht van de mensen verscherpen naar wat tot hen komt tijdens hun ervaring op de bus.